9 augustus 2024

ik las onlangs in zeer korte tijd veel boeken die bezit van me namen, me overspoelden. niet eerder kon ik zo veel lezen. hele middagen, avonden. het voelt mysterieus. titel na titel, allemaal somehow connected, voelde speciaal voor mij geschreven. ik was uitgehongerd, deze boeken voedden me. voeden me.

ik las 
hermit, jade angeles fitton 
after sappho, selby wynn schwartz 
orlando, virginia woolf 
love letters, virginia woolf & sackville west 
committed, suzanne scanlon 
heroines, kate zambreno 
sister outsider, audre lorde 
a horse at night. on writing, amina cain 
promising young women, suzanne scanlon 

ik leef nu met de kater; ik zwom in een zee van titels, aangeraden in de boeken die ik las, maar nu moet ik het ineens weer zelf uitzoeken. 

(after sappho liet me orlando en love letters bestellen, deed me denken aan kate zambreno die me herinnerde aan suzanne scanlon wiens werk ik nog steeds niet had gelezen; scanlon stuurde me naar audre lorde en amina cain—) 

ik wil renee gladman lezen maar weet niet waar te beginnen. 
ik wil meer amina cain lezen. 
(basically alles van dorothy project.) 

audre lorde maakte zo’n indruk met sister outsider dat ik alles van haar wil gaan lezen, ik bestelde your silence will not protect you en zami: a new spelling of my name. a biomythography. de eerstgenoemde titel blijkt sister outsider zijn, inclusief selected poetry; ik stuur het terug en bestel binnenkort haar cancer diaries en poëzie. zami lees ik nu. 

stuk voor stuk zijn het boeken die heftig onderzoekend zijn. eigenlijk over schrijven gaan. eigenlijk over een schrijvend leven gaan. hoe te leven als vrouw. hoe leef je een ander leven dan wat ‘normaal’ heet te zijn. 

(mijn obsessie voor die vragen, jaren geleden. hoe moet je leven? hoe moet je schrijven?) 

ik wil een leven vol boeken. ik wil boeken die me helpen met schrijven. nee, niet helpen; die me dwingen te schrijven. ik heb aldoor het gevoel dat ik keer op keer tegen dezelfde muur op bots. ik weet niet wat die muur daar doet. ik krijg ‘m niet kapot. hoe schrijf ik over die muur zonder het aldoor over een muur te hebben. hoe weet ik wat geschreven moet worden. ik schrijf en schrijf en heb nooit het gevoel geschreven te hebben. 

op de laatste pagina’s van a horse at night schrijft amina cain: 
i have never been able to force myself to write about anything, or to avoid anything for that matter, and i don’t think i ever will, so i’ll just see what keeps arising, how i approach the difficulties of being alive in this particular moment. 
ik vraag me af wat het is dat ik negeer. al die vragen, maar het voelt alsof ieder antwoord een cliché is. rage against cliché. the answer to rage is catastrophe. (anne carson in ‘variations on the right to remain silent’.) 

ik kwam een tekst tegen die ik zes jaar geleden schreef, kort voor ik feitelijk stopte met schrijven. het druipt van mijn onmacht te schrijven over iets dat me fascineert. dat gebeurt vaak bij het werk van anne carson; ik weet nog hoe ik me voelde, onbekwaam, ik begreep er niets van, het was een totaal mysterie waarom ik zo van haar woorden hield, houd, waarom die tekst (float, een bundeling die ook ‘variations’ bevat, is sowieso fantastisch, ik weet dat het meer woorden, teksten bevat die me op een soortgelijke manier uit het veld sloegen maar het zit ergens in een doos (ik verhuis binnenkort naar een caravan) en ik weet niet in welke doos) zo mysterieus en wijs en intens is—ik wilde, moest, iets met de tekst, met de ervaring, ik kon het niet zomaar laten gaan, loslaten—

alsof het zou verdwijnen. (zoals het nu is verdwenen in een van de vele dozen.) maybe i was (am) *just* drawn to certain words. rage. cliché. catastrophe. chaos.

alle genoemde boeken, hierboven; allemaal las ik ze met een angst dat de woorden zouden verdwijnen na ze te hebben gelezen. bang niet goed genoeg te lezen, het gevoel dat de boeken een ondergronds bestaan bevatten die ik niet kan bereiken. 

de onmacht komt in alle hevigheid terug. de muur.

scribbling sisters

1 augustus 2024

oh, amina cains a horse at night is deceptively thin. ik heb tot nu toe ongeveer twintig pagina's gelezen maar het voelt alsof ze ook dingen schrijft, heeft geschreven, die niet op papier staan. misschien the ghosts of former drafts, maar ik denk dat haar schrijven dense is zonder dat expres te willen zijn. ze verbergt haar bedoelingen en ideeën niet onder een lading nonsens—en toch is er van alles mogelijk, zoveel ruimte. waarmee ik bedoel dat ze de lezer niets oplegt.

(“we project our own self, what we want and what we want another person to be.” p25
“i project what i want, what i'm obsessed with, onto my writing more than any other place.” p26)

wat me zo boeit is dat schrijvers als cain en suzanne scanlon (ik lees nu, na onlangs committed te hebben gelezen, scanlons promising young women) zichzelf in hun werk niet verbergen. misschien is dit de invloed die kate zambreno's heroines (ik herlas het vorige maand en dat was een goed idee, ik was vergeten hoezeer het over schrijven zelf gaat) op mij heeft—maar het is een opluchting, ik ben blij te zien dat het mogelijk is; dat de woorden niet weggebackspaced zijn; dat er geen how-to blijkt te zijn als het om schrijven gaat—dat er geen antwoord is op die vraag die me altijd bezig hield maar me er niet van weerhield te schrijven: hoe moet je schrijven? (een andere vraag waarnaar ik obsessief een antwoord zocht: hoe moet je leven? dezelfde vraag. het zelfde (non)antwoord.) schrijven doe je door te schrijven. altijd, schrijven.

they who found their voice, or a way towards it, by blogging. so much writing.
scanlon en cain being zambreno's “scribbling sisters”.

de laatste pagina's van heroines.
urging us, her “scribbling sisters”, to write “our own selves”.
urging us to “refuse to self-immolate”:

“i think what publishing can do is help cement one's own self-identity as a writer—one can do without it, of course, but eventually most writers feel some need for readers, for a communion with the outside. but perhaps the internet has changed this—perhaps the very act of having readers now makes authors of us. self-published, xeroxed in zines, blogged on livejournal, later tumblr, wordpress, xanga, blogger, in micropresses, in comments sections, we write in the margins.

the girl-student with her marilyn monroe purse who told me she wanted to write, desperately—but didn't have an agent. this is the idea we need to destroy. we need to foster our own method of agency.

we cannot wait around to be discovered. if you can't write masterpieces why write? the doctors said to zelda. (..) the point, perhaps, is to write—by god to write—to write and refuse erasure while we're living at least—and to use up all the channels possible through which to scream, to sing, to singe. all of these things. to write because we desire to, because we need to—and to refuse to be ignored. or stopped.

(..) the only way our narratives will be told is if we write them ourselves. i urge you to write your own selves, your true and complicated selves. my scribbling sisters. we are amateurs. we are dilettantes. we are all those terms they use to dismiss the girl writing. we need, perhaps, to reclaim these terms, as well as these categories of minor or outsider or illegitimate.

if i have communicated anything to you i hope it is the absolute urgency to write yourself, your body, your own experience. the absolute necessity for you to write yourself in order to understand yourself, in order to become yourself. i ask you to fight against your own disappearance. to refuse to self-immolate. or to launch yourself as a burning, glorious spectacle into outer space. to scratch yourself out and begin again, to die and resurrect.

a different sort of nerve is needed. to say fuck you to these internal and social prohibitions dictating what literature should be about. fuck you to the objective correlative. fuck the canon. fuck the boys with their big books.

for, after all, we must be our own heroines.” (zambreno/ heroines (semiotext(e)2012), p295-297)

//