soms schrijf je iets en blijft het jarenlang in een map staan. staan wachten. niet ongewijzigd maar toch grotendeels nog steeds zichzelf. ik liep er vanmorgen weer eens tegenaan, zo nu en dan ga ik door oude schrijfsels, het geeft me altijd hoop: dat ik het kan, of in ieder geval ooit kon en dat schrijven is als fietsen, denk ik, dus het komt wel goed.
vandaag gaf het me een ingang. het heeft te maken heeft met vorm en tijd—maar dan per ongeluk. it feels significant. sinds lange tijd helpen mijn woorden me weer met ademhalen. wel, vandaag they did.
*
12.07.2018 / Ik las iets in een boek van Leslie Jamison dat me eraan herinnerde hoe ingewikkeld ik mezelf vind. Ik denk omdat de hoofdpersoon van Jamisons roman
De gin-kast zichzelf jarenlang heeft geassocieerd met haar ‘contouren bepaald door anderen’. Ofwel: weinig
sense of self. & dat komt me niet onbekend voor.
In
De gin-kast ligt Stella’s oma op sterven. In het ziekenhuis. Omringd door haar dochter en twee kleinkinderen. Stella’s broer Tom vraagt internet om raad, hij zoekt met de trefwoorden ‘oud worden en doodgaan’ naar een oplossing. Stella loopt weg, naar de WC, keert na twintig minuten alleen zijn terug.
‘Moest je huilen?’ vroeg mijn moeder toen ik terugkwam. Ze controleerde mijn ogen op sporen van tranen. Ik kon het aantal keren tellen dat ik dat in haar bijzijn had gedaan. Wat voor vormen van troost ze ook bood, altijd ging er een verlangen achter haar woorden schuil, de hoop dat als ik huilde ik zelf de kracht zou vinden om te stoppen.
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik wou dat het zo was.’
Ze omhelsde me stevig. ‘Dat heb ik ook altijd,’ zei ze. ‘Ik heb een heleboel emoties gehad in mijn leven, maar heb er zelden bij kunnen huilen.’Is het achterdocht, die vraag, dat controleren?
De kracht om te stoppen met huilen.
Ergens bij
kunnen huilen. Alsof dat niet iets is dat je overkomt.
Maar
kunnen heeft ook te maken met, plotseling begrijp ik het denk ik, met het verdriet kunnen voelen. Misschien bedoelt Stella’s moeder dat.
*
Ik huilde om van alles. Dat stopte omdat ik dacht dat ik mijn verdriet verzon, dat ik het mezelf aandeed, dat ik me aanstelde: huil je niet, dan ben je ook niet verdrietig.
Ik huilde om alles dat pijn deed. Ik huilde bij liedjes die ik mooi vond. Omdat ik in dat liedje wilde wonen. Omdat dat liedje nooit mocht stoppen. Omdat het dat toch altijd deed. Ik huilde bij voorbaat om het einde van het liedje omdat dat betekende dat het weg zou gaan en ik was zo eenzaam dat ik muziek beschouwde als mijn vrienden. Niet dat ik wist dat ik eenzaam was. Ik huilde gewoon. Ik dacht niet te veel na over het waarom daarvan.
Maar dat stopte dus. Ik weet niet wanneer en ik weet niet waarom. Niet exact.
Ik begin ergens van te herstellen want het komt weer terug. Liedjes, films.
Leven.
Onbegrip of onvermogen uit zich bij sommige mensen als obsessie. Voor juist dat; emoties.
Huilen.
Ex-collega’s (vrouwen) hadden het ooit over hun tranen: dat ze eigenlijk alleen huilden als ze heel boos waren.
Ik herinner me foutief dat ze daar trots op waren.
Ik denk dat ik me toen begon te beseffen dat een mens een relatie kan hebben met het lichaam dat reageert op omstandigheden. Ik had daar geen idee van.
13.07.2018 / Weer te veel gezegd.
14.07.2018 / Ik droomde over een trauma-bibliotheek. Bij het betreden van een boekenwinkel werden me bibliotheekboeken aangereikt, er werden me verhalen aangewezen die met draden verbonden waren aan oude verhalen in oudere boeken. Geheimen van ouders die als misdaden werden behandeld omdat er nooit over gesproken was. Iemand moest schuld hebben, gewoon omdat.
(In
Club Mars van Rachel Kushner is de hoofdpersoon niet langer moeder omdat ze een moord heeft gepleegd. Haar zoontje is nu van de staat.)
Werd weer eens wakker met het idee dat alles me duidelijk was gemaakt tijdens mijn slaap maar het ontwaken vernietigde ieder spoor van de kennis die ik had opgedaan. Alleen de beelden, het verhaal, bleven over.
*
Maggie Nelson over Eve Kosofsky Segdwick (op lareviewofbooks.org;
‘Finishing touches’):
In a 1999 interview, Sedgwick puts it this way: It’s hard to recognize that your whole being, your soul doesn’t move at the speed of your cognition. That it could take you a year to really know something that you intellectually believe in a second.
Sedgwick explains that she eventually learned how not to feel ashamed of the amount of time things take, or the recalcitrance of emotional or personal change.
Indeed, as she puts it in “Reality and realization”: Perhaps the most change can happen when that contempt changes to respect, a respect for the very ordinariness of the opacities between knowing and realizing.
Stortte ik anderhalf jaar geleden half in omdat ik me iets realiseerde of omdat ik ergens tegenaan liep dat me langzamerhand liet realiseren?
Ik begon te wandelen en in die rauwe winter werden takken geknipt door incompetente snoeiers. Afgelopen lente zag ik de wonden van vorig jaar. Zichtbaar, maar dicht. Die littekens, ze herinneren me aan wat ik me realiseerde en hoe ik ben veranderd, maar ook herinneren ze me aan waar ik me zo voor schaam: dat je aan mij niet kunt zien wie ik ben.
Of, ik dacht dat ik me daar voor schaamde.
Is het niet gewoon angst.
*
?:
What are the words you do not yet have? What do you need to say? What are the tyrannies you swallow day by day and attempt to make your own, until you will sicken and die of them, still in silence?(Audre Lorde, ‘The Transformation of Silence into Language and Action’,
Sister Outsider)
15.07.2018 / Ik heb meestal geen idee van wat ik voel. Is dat wel zo? Is dat wel eerlijk? Ik weet het niet. Misschien, soms, en achteraf is alles anders. Heeft het wel zin om dat achteraf te beweren?
Op
fortlaufen.blogspot.nl, vanmorgen, over Marina Tsvetajeva en egoïsme:
She describes it not as a narrowing of the self, but as being of inclusive nature, she writes that egoism is a concentration not of the actual self, but it is a concentration on the not-actual. According to her there is no intellectual (geistig)
egoism, there is egocentrism which is about the capacity of the ego, about the size of the centre of the self. According to her the majority of all poets and philosophers are the most selfless and unselfish people on earth, they just include all suffering outside them into theirs or even simpler: they don’t distinguish between themselves and others.*
21.07.2018 / Net als Stella’s moeder in
De gin-kast zie ik tranen waar ze niet zijn. De film
Call me by your name bevat momenten waarop tranen niet vallen (die komen als een soort samenvatting aan het einde) maar waar ze wel gevoeld worden. Door mij alleen, wellicht, maar daar is een obsessie goed voor.
Tranen van frustratie, angst, onbegrip, verlangen.
Als hij keer op keer op zich laat wachten.
Als hij danst met een ander.
Als hij lijkt te verdwijnen.
Ik las ooit ergens dat huilen stress uit het lijf wegneemt; dat het afrekent met een surplus aan emotie. Alsof het menselijk lichaam een maximum kent van wat het aan emotie aankan, en als dat limiet is bereikt het lichaam op een innerlijke noodknop drukt en alles naar buiten drijft.
Zijn mensen dan lichamen als een muziekinstrument in mensenhanden? De beweging, de klanken?
Maar, voor wie dan? Emerson zegt dat mensen organen van de ziel zijn. De
over-soul. De mens een instrument van de ziel. Dat klinkt als een religie die ik ken.
23.07.2018 / Weer een stralende, blauwe dag. Het begint te vervelen. De wereld wordt steeds droger. I long for a summerstorm, a summer-thunderstorm. Iets dat deze herhaling doorbreekt. Het voelt alsof het nooit meer zal regenen.
*
Ik kan fictie niet zien als dat, ‘alleen maar’ fictie, het staat zo dicht bij het leven dat het misschien wel echter is, omdat het een gekozen blik werpt op bestaan. En daardoor intenser.
Ik kan fictie niet als ‘verzonnen’ zien omdat ik dat woord niet begrijp; verhalen komen ergens vandaan, zoals leugens ergens vandaan komen. Uit het hoofd, natuurlijk, maar wie voedt dat hoofd? De ideeën die ik heb, dat waar ik over wil schrijven, dat alles heeft te maken met wat ik heb meegemaakt. De boeken die ik mooi vind, vinden weerklank omdat het iets aanraakt dat ik wil begrijpen maar niet kan begrijpen zonder hulp. Boeken maken het raadsel vaak groter maar omdat er meer lijntjes zijn heb ik wel meer houvast. Lijntjes terugvolgen, of nagaan of ze ergens een ander lijntje aanraken; zo beweeg ik mee met wat ik lees.
Maar, ik weet niet of ik er in geloof dat er iets uitgelegd kan worden. Of moet worden. Dat is juist de charme van literatuur: nul antwoorden.
Fictie is eerder een vertaling dan ‘verzonnen’. Maar dan op deze manier: actie vertaald naar fictie. Of, ervaring/beleving vertaald naar verhaal. Maar is kunst niet altijd een vertaling? Beeld is taal, taal is taal. Alles maakt deel uit van iets groters.
Boeken leren me zoals niets anders kan; zien, voelen; wat mist, waar ik naar verlang, wat me boos maakt.
Niemand kent mij beter dan ik. Waarom blijven sommige mensen volhouden dat dat niet zo is?
Boeken, kunst, bestaan los. Het zijn objecten maar het is meer dan dat want het is gemaakt zonder nuttig te moeten zijn. En dus bestaat kunst losser dan tafels en stoelen, en heeft het tevens meer ruimte om te bestaan. Wie zei ooit dat boeken (of kunst? Ik weet het niet zeker) de slijpsteen van de geest (moeten) zijn? Omdat mijn geest altijd moeite doet om dingen te begrijpen, zal het extra veel moeite doen als dat niet lukt.
25.07.2018 / Mieren in een spinnenweb. Hoe nieuwsgierigheid tot de dood kan leiden.