dat we überhaupt bestaan

vreemd dat het onwaarschijnlijke je zo van je stuk kan brengen, denk ik nu. we weten immers dat ons hele bestaan berust op eigenaardigheden en onwaarschijnlijke toevalligheden. dat het aan deze eigenaardigheden te danken is dat we hier überhaupt zijn. dat er mensen zijn op wat we onze planeet noemen, dat we ons kunnen voortbewegen op een ronddraaiende bol in een immense kosmos vol onbegrijpelijk grote objecten met zulke kleine deeltjes, dat onze geest niet kan bevatten hoe klein en talrijk ze zijn. dat deze oneindig kleine objecten stand kunnen houden te midden van het onbegrijpelijk grote. dat we blijven zweven. dat we überhaupt bestaan. dat elk van ons één van die onmetelijk vele mogelijkheden is geworden. het ondenkbare is iets wat we de hele tijd met ons meedragen. het is al gebeurd: we lopen op aarde en zijn onwaarschijnlijk, we zijn uit een wolk van ongelofelijke toevalligheden gestapt. je zou denken dat we door dit besef een beetje toegerust waren om het onwaarschijnlijke tegemoet te treden. maar het omgekeerde is kennelijk het geval. we zijn eraan gewend geraakt zonder dat het ons iedere ochtend duizelt, en in plaats van voorzichtig en aarzelend te handelen in voortdurende verwondering, lopen we rond alsof er niets gebeurd is, nemen we de eigenaardigheid voor lief end uizelt het ons als het bestaan blijkt te zijn zoals het is: onwaarschijnlijk, onvoorspelbaar, eigenaardig. —solvej balle, over de berekening van ruimte i (uitgeverij oevers 2023, vert. adriaan van der hoeven en edith koenders), p45

—maar solvej balle's tara selter komt in een wereld terecht waar alles voorspelbaar is geworden: een schijnbaar oneindige reeks van dag op dag dezelfde dag. onwaarschijnlijk en eigenaardig. eigenlijk gaat dit boek over alles dat we zo normaal vinden, zoals ons bestaan überhaupt; zo vanzelfsprekend, tot je letterlijk niet anders kunt dan er langer over nadenken, en je tot de conclusie moet komen: het is een godswonder dat we er zijn, wij mensen; dat ik er ben, iedere ik stuk voor stuk.

en dat er heel veel meer wonderen bestaan dan alleen zijn.
wakker worden. het textuur van beddengoed. vogelzang. ochtendlicht. die ander: een samen. ontbijt. regen. wandelen. het bos. boodschappen doen. eten maken. naar muziek luisteren. een boek lezen.

(al te groot. het bestaan is nog kleiner. of het bestaan leeft, bestaat, in dat wat nog kleiner is.)

we bewegen door de dagen alsof we er wonen. tara's partner heeft niet in de gaten dat er iets mis is met de tijd: of wellicht is er alleen iets mis met tara's tijd. alsof we allemaal een eigen tijdlijn hebben, als je er over nadenkt klopt dat ook wel een beetje: we worden geboren, alleen; leven, alleen en (soms) samen; gaan dood, alleen. een begin en een einde. de dagen die elkaar opvolgen het bestaan dat uiteindelijk het leven vorm geeft. maar wat gebeurt er dan met tara als zij de enige is die doorleeft, blijft duren, terwijl de rest van de wereld dezelfde dag blijft beleven, in een soort lus terecht lijkt te zijn gekomen? 

het is een beetje alsof de zwaartekracht geen grip meer op haar heeft. er wordt keer op keer een natuurwet overtreden. maar door wie, en waarom.

(we geven onszelf de schuld van de kleinste, de grootste dingen.) 

*

ik heb het boek nog niet uit, las vanmorgen tot pagina 142.
het is hartverscheurend, zo nu en dan. de eenzaamheid. haar partner, door omstandigheden deze 18 november (de dag die zich blijft herhalen) niet op de hoogte van haar aanwezigheid, beweegt zoals iedere dag door deze dag. ze volgt hem:

thomas die de deur van geel metaal loslaat. een deur te zijn. aangeraakt te worden. en op rustige scharnieren langzaam weer terugdraaien en dichtgaan. / maar ik ben geen deur. ik ga niet dicht. ik heb geen scharnieren. er is geen enkel houvast. (p133)

het verlangen maar ook de pijn van de afstand, want zij is al 207 dagen verder in dit leven. misschien ligt het aan mij maar ik kan het me niet voorstellen, ik bedoel ik kan me voorstellen dat een mens wild en rauw wordt van de verwijdering die plaats vindt in een dergelijke situatie. maar die situatie: ik kan het me niet voorstellen.

maar misschien is het idee niet zo abstract als het lijkt.
aansluiting verliezen, contact. zorgt voor een kloof. 

maar tara leeft in het idee. 

ik vind het boek fascinerend, wat ik eigenlijk niet had verwacht, de premisse kwam iets te sci-fi op me over, maar ik kwam het voor een euro bij de kringloop tegen en kon het niet laten liggen (ook wel dankzij de mooie nederlandse cover en de interessante titel). nu kan ik nauwelijks wachten op de volgende delen (hoewel ik niet weet wanneer ik ze zal lezen want nederlandse boeken zijn onbetaalbaar geworden).

i am being

(..) i like to see people being.
     so saying she surprised herself and that seemed to bring her to vertigo. because she, by surprising herself, was being. even taking the chance that ulisses wouldn't notice, she said very quietly to him:
     —i am being...
     —what? he asked when hearing that whispered voice of lóri's.
     —nothing, it doesn't matter.
     —of course it does. would you mind saying it again?
     she grew more humble, because she'd already lost the strange and enchanted moment in which she'd been being:
     —i said to you—ulisses, i am being.
     he looked closely at her and for a moment it was strange, that familiar woman's face. he found himself strange, and understood lóri: he was being.
     they didn't say a word as if they'd just met for the first time. they were being.

clarice lispector, an apprenticeship or the book of pleasures (tr. stefan tobler, p58-59)

*

18 mei 2025

het komt aanwaaien. hier doet alles z'n ding.
why can't i just do my thing. ik weet wat het is dus why dont i

—het is hier makkelijker, omdat het denken uit gaat (uit kan).
omdat ik hier niet alleen ben. een hommel vliegt voorbij. wind trekt aan of laat gaan.
het zindert boven de akkers.

margriet klaproos witte blaassilene boterbloem naast het fietspad.

(dit is te belangrijk om los te laten
kan het niet eens los laten. het is ik of ik is alles; ik bedoel: ik ben niet ik, hier.)
(ik bedoel, dit is waaruit ik besta.)

een kikker gaat los
wind uit het oosten
een vogel verplaatst zich door het riet, zonet op een paar meter afstand van mij. weer verder gevlogen.
lichtbruin wit donkerbruin. rietgors?

een langsvliegende eend, kwakend. mallard duck.
kikker once again.

links boven een kale akker een bruine kiekendief, vallen in rondjes. op zoek naar eten.
(gistermorgen op bijna dezelfde plek het wegwerken van een buizerd, te dichtbij gekomen—nest.)

wind uit het oosten maar de windmolens wijzen noord.
stapelwolken in de verte.

twee zwanen zwemmen langs. op hun hoede maar in volle rust hun gang vervolgend.
nog meer vliegverkeer tussen het riet.

kleefkruid bloeit/ al uitgebloeid, zaden aan mijn veters.

valeriaan in bloei bij de waterkant, ik kan er niet bij (de geur..).
inkarnaatklaver langs het fietspad.
fluitenkruid nog steeds niet uitgebloeid.
gelderse roos in bloei. de geur...

*

who am i? she wondered in great danger. and the smell of the jasmine bush replied: i am my perfume. 

clarice lispector, an apprenticeship or the book of pleasures (tr. stefan tobler, p128)

wisteria in lispector

afgezaagde vingertoppen

ik vraag me af waarmee deze verhalen begonnen, waar begon de beweging naar buiten, bedoel ik. de intentie laag op laag op laag te plaatsen. (how does something like that fall from the sky?)
de afgezaagde vingertoppen of de nachtmerries, slipping through fingers.
of, de sneeuw; de val; de vogels.
details die er niet toe doen maar omdat vlammenwerpers alleen niet genoeg zijn doen ze er toch toe. duisternis, vergetelheid, eenzaamheid. (een onbekende, onpeilbare diepte, afgrond.)
de ziekte van tijd. de uitdijende tijd. de lagen tijd.

de sneeuw de regen de rivier de wind de wolken;

don't the wind and the currents circulate too, not only water? the snow that fell over this island and also in other ancient, faraway places could all have condensed together inside those clouds. (..) who's to say those raindrops and crumbling snow crystals and thin layers of bloodied ice ar enot one and the same, that the snow settling over me now isn't that very water? 

(de sneeuw het vergeten.) 
(het weer het moment.)

it felt to me as though the wind on this island was always layered beneath everything else, an undertone. 

doesn't water circulate endlessly and never disappear?

het oneindige zoeken, ook als je niet weet waarnaar (searching for a hidden wound or scar), waar, hoe. want (nogmaals) waar begint het verhaal, en zal er ooit een einde zijn of is het altijd vooral diepte. een symptoom. (haar schaduw twee keer zo groot als zij zelf.)

de onzichtbare littekens. de schrammen en scheuren in het weefsel van dit bestaan. maar zelfs die littekens, zelfs al zou je ze kunnen zien, er met de vinger naar kunnen wijzen: dan nog zal iemand moeten vertalen.

vele jaren stilte. sporen achtergelaten, door het geweld, voor achterblijvers, nabestaanden, toekomst; maar alleen voor zij die zoeken, kijken; zij die weten weten wat sneeuw is. 

(hoe vul je grotten met lijken zonder je af te vragen wat dit betekent.) 

ons geweld overal hetzelfde.
ons mens-zijn, dezelfde.
de gevolgen, dezelfde.

birds will pretend like nothing’s wrong, no matter how much pain they’re in. they instinctively endure and hide pain to avoid being targeted by predators. by the time they fall of their perch, it’s too late.

het redden van een verhaal. of gered worden door een verhaal.
het verhaal de redding.
getuige-zijn.

*

weglopen van een zwart gat, of afgrond. maar het is alsof het constant naar je toe blijft groeien want de verwoesting maakt deel uit van.

maar wat betekent dat als je eromheen bent gegroeid zoals een boom soms doet door het obstakel te omarmen. zodat het deel gaat uitmaken van een realiteit die doet alsof er niets is gebeurt of simpelweg niet weet wat er beneden het zijn van nu heeft plaatsgevonden.

afgezaagde vingertoppen. (grip.)
het werk de wond een litteken te laten worden. (het is een litteken of de dood.)

*

ik las we do not part uit en het voelde alsof ik werd achtergelaten, niet alsof ik een roman had uitgelezen. alsof ik ben weggestuurd, zo voelt het. alsof het niet af is. maar het boek is uit en dus is het af—ik bedoel overigens niet dat het boek onaf is, dat boel ik juist niet; omdat het zo waar is, omdat dit is zoals wij mensen omgaan met het ongemak en de pijn, we begraven het alsof de aarde onze bondgenoot is als het gaat om onze slechtste, meest gruwelijke daden: het donker van het niet-zien, niet gezien kunnen worden.

het ontaarden de zoektocht naar licht. het wit van de sneeuw(storm) vs. de duisternis van onder de grond, van de diepte. sneeuw valt op het oppervlak, verbergt. hoe hoger de sneeuw, hoe kouder de grond, en harder; graven wordt onmogelijk als het maar lang genoeg vriest, sneeuwt. bovendien kan kou een mens doden, vernietigen, verstoppen (onder een nieuwe laag sneeuw).

ik bedoel: het niet-af-gevoel hoort bij het boek, bij waar het over nadenkt.

*

(alle schuingedrukte woorden zijn overgenomen uit han kang's we do not part (translated by e. yaewon & paige aniyah morris).)

of rivieren leven

we verdrongen ze, schrijft ze: ontzegden ze de toegang tot hun eigen grond. en daarna bouwden we boven op hun huis. ze bestonden al zolang [...] de tijd duurt. en toch zeiden we dat er in de stad geen plaats voor ze was. het enige dat we van ze zagen was hun overlevingsstrijd. [...] wanneer we erlangs liepen, bedekten we onze neus en keken weg.

aldus krupa ge in haar boek rivers remember, door robert macfarlane geparafraseerd in zijn nieuwste boek: zowel de titel van ge's boek als de geleende woorden hierboven zijn een antwoord op de vraag die robert macfarlane stelt met zijn boek leeft een rivier?: iets dat levenloos is kan *zich* immers niets herinneren, geen strijd leveren, geen ander leven voeden en/ of voortbrengen bovendien.

macfarlane stelt die vraag dan ook niet echt, eigenlijk, hij weet allang dat het antwoord ja is. maar hij wil de vraag verspreiden, en hoe doe je dat efficiënter dan door het op de cover van een boek te plaatsen? 

*

het zit in taal, niet? de manier waarop we over niet-menselijke-wezens denken, praten, schrijven, is het gevolg van onze grammatica en woordkeuze: en de gevolgen van onze taal voor de rest van de wereld zijn groot: we overheersen door middel van taal. (ik schreef eerst met behulp van taal maar ik weet niet of taal het daarmee eens is.)

het punt is: als (en dat is geen vraag wat mij betreft) een rivier leeft, een subject is in plaats van een object: wat hebben wij deze wezens dan aangedaan, doen we ze nog steeds aan? onze medebewoners, medewezens. (kin, familie.)

ze bestonden al zolang de tijd duurt...

waarom zijn sommige mensen wel in staat zijn om over rivieren (etcetera) te denken als wezens die je kunt verdringen, en anderen niet? is het cultuur, opvoeding, is het zoals alles en altijd nature/ nurture

waarschijnlijk. (attention, attitude.) maar ook: het is een keuze. zoals krupa ge schrijft: we kunnen erlangs lopen en de andere kant op kijken: we kunnen kiezen het niet te zien. omdat het pijn doet? omdat het moeilijk is? maar doet de vernietiging van onze thuis (want leefomgeving) dan geen zeer?

mary oliver in ‘upstream’ (een inleidend essay van het gelijknamige boek):

teach the children. we don’t matter so much, but the children do. show them daisies and the pale hepatica. teach them the taste of sassafras and wintergreen. the lives of the blue sailors, mallow, sunbursts, the moccasin flowers. and the frisky ones—inkberry, lamb’s-quarters, blueberries. and the aromatic ones—rosemary, oregano. give them peppermint to put in their pockets as they go to school. give them the fields and the woods and the possibility of the world salvaged from the lord of profit. stand them in the stream, head them upstream, rejoice as they learn to love this green space they live in, its sticks and leaves and then the silent, beautiful blossoms.

attention is the beginning of devotion.

(is alle ellende niet simpelweg een gevolg van imperialisme, kolonialisme? is mijn vermoeden. omdat inheemse bevolkingen over de hele wereld aldoor bewijzen wijzer te zijn dan wij afstammelingen van imperialisten, kolonisten: omdat zij begrijpen waar het fout gaat. raak een element van het systeem aan en je raakt, ja, het hele systeem aan: alles is immers met elkaar verbonden.)

*

(is het waar dat de gemiddelde mens niet over dieren, bomen, planten, insecten, etcetera, het weer de wolken de wind—daar niet over nadenkt als zijnde wezens?) 

 *

robert macfarlane krijgt het toch telkens weer voor elkaar een soort onderstroom van hoop te creëren in zijn werk; ook al zijn veel verhalen heel verdrietig. hij beschrijft (meestal burger-) initiatieven, ideeën en plannen als herculisch en daar zit wat in maar hercules was tot veel in staat, en eerlijk gezegd is bijvoorbeeld de erkenning van de whanganui-rivier in nieuw zeeland als rechtspersoon niet iets dat ik ooit had verwacht; hetzelfde geldt voor wat die erkenning elders in beweging heeft gezet. er is wel degelijk hoop, hoewel er ook veel ontzettend verkeerd gaat.

het gevolg van vervuiling is overigens niet alleen dat zowel rivier als haar hele verwantschap sterft (wanneer een rivier sterft, gaat ook het leven in zijn aura dood, schrijft macfarlane): ook laat het diepe sporen achter in de psyche van bijvoorbeeld mensen die achterblijven in een verwoest en vergiftigd landschap. een van de vele milieuactivisten die macfarlane aan het woord laat vertelt over een bijeenkomst die werd georganiseerd om mensen te vragen naar hun wensen voor de toekomst van hun dorp. een antwoord: we krijgen allemaal kanker. het zou fijn zijn als het gewoon astma was. niet langer weten hoe dat moet, dromen. jarenlang zoveel shit moeten gadeslaan dat er geen durf meer is voor hoop. om het landschap te verbeteren, zegt hij [yuvan aves], moet je eerst kunnen dromen, moet je eerst een góéde droom hebben.

(ik bedoel, keer op keer lees ik over de meest verschrikkelijke vernietiging van cultuur en natuur en telkens weer vraag ik me af hoe het mogelijk is dat we nog bestaan, dat er nog steeds vogels fluiten in de morgen, dat er überhaupt telkens weer een ochtend is. ik ben echter vrij zwaarmoedig van nature dus dit kan aan mij liggen.) 

*

ik vind het lastig dit boek eerlijk te beoordelen, om er met afstand over te schrijven: het is een onderdompeling, en daarom lastig te overzien wat macfarlane heeft klaargespeeld, hoewel ik vermoed dat het net zo ingewikkeld is als onze relatie met, en het leven van, rivieren zelf. bovendien had ik torenhoge verwachtingen. macfarlane heeft een boek geschreven dat zeer toegankelijk is (en dat is belangrijk omdat er ongetwijfeld mensen denken dat alleen die vraag (leeft een rivier?) al sentimenteel** is) en overtuigend (nog belangrijker), maar ik was al overtuigd, dus ik had gehoopt op een meer filosofische benadering: er komen ideeën naar voren die uitgediept hadden mogen worden maar dat gebeurt niet en dat frustreert me.

iets dat me bovenmatig fascineert, bijvoorbeeld, is iets dat op pagina 328 staat geschreven, een gedachtespinsel van macfarlane's vriend/ reisgenoot wayne. hij zegt:

kijk, zo'n rivier kan goddomme een bérg splijten, een berg van het oudste, hardste gesteente op aarde. wou jij beweren dat hij niet ook ideologische bouwwerken kapot kan maken, dat die god niet in de een of andere gedaante minstens een paar van de grote concepten uit de doodsstrijd van het kapitalisme kan slopen? (..) een hypothese, zegt wayne. aarde en rivier zijn allebei goden die bestaan uit tijd, maar zelfs de aarde heeft redenen om te rivier te vrezen. 

oh, dergelijke zinnen laten mij opveren want ja: alles dat groter is dan ons bestaan, wij mensen, dat alles voelt als zoveel wijzer en sterker en dieper, groter. het voelt als heilig. het goddelijke—

en onze medewezens, zij staan dichterbij dat eeuwige dan wij—

zij die weten hoe het moet: hoe je moet leven. (mijn hart raakt van slag: mijn oudste obsessie die vraag: hoe te leven. het antwoord niet te vatten in taal maar in: luisteren, aanschouwen, ademhalen?) zij, onze medewezens, inclusief zij zonder ogen neus en lippen: zo vol van bestaan dat het overstroomd, leven geeft in plaats van beperkt.

dit idee van aarde en rivier als goden doet me denken aan iets dat ik een poosje geleden schreef, naar aanleiding van het boek in gesprek met de noordzee van arita baaijens:


gek genoeg zorgt juist dit boek er voor dat ik enigszins inzicht krijg in het enorme verschil tussen mij, mijn beleving van de wereld, en die van vele anderen. ik vind het moeilijk daar zelfs maar deels mijn vinger op te leggen, maar als ik bijvoorbeeld lees,

het komt gewoon niet bij ons op dat de zee doet waar zij zin in heeft. (p.27 baaijens, in gesprek met de noordzee)

dan roept alles in mij: jawel! zo heb ik de zee, bomen, de wind, altijd gezien; dat al deze bewegingen, en altijd die aanwezigheid, meer betekenis heeft dan ik kan begrijpen, bedenken. maar dat is wellicht het probleem; denken, begrijpen; daar eindigt de wereld niet. dat is niet wat ons zo diep voedt dat we onze grenzen, en tijd voelen wegvallen, zodat enkel schouwen, ervaren overblijft. be-leven. zonder daar ook maar iets voor te hoeven doen. zijn.

ik krijg van zo'n zin dan ook de kriebels, hoewel ik weet dat baaijens het goed bedoelt: omdat het de menselijke ervaring centraal stelt, omdat het spreekt met taal, woorden, die puur mens zijn en dat menselijke is juist wat zee (/ rivier) niet is. ik begrijp baaijens want zij wel, zoals ook ik mens ben—de bezieling die de zin het komt [...] niet bij ons op dat de zee doet waar zij zin in heeft impliceert is voor mij onbetwistbaar (maar het had geen vorm, ik had er geen woorden voor, tot ik werd geconfronteerd met het feit dat dit voor veel mensen allesbehalve evident is). ik geloof dat overal bezieling in zit; niet alleen in de merel maar ook in haar zang. ik vraag me regelmatig af wat dat lied betekent voor de ochtend, de avond. kan de wereld, de lucht, de zonsopkomst zonder de zang van de merel? misschien in theorie wel, maar de ziel, de ziel van de wereld?

net zo hard mijmer ik wel eens over de bedoeling van de (noorse/ griekse) goden; waar zijn ze gebleven, hoe maken we ze wakker? is het ondertussen niet eens tijd om ze te smeken om hulp? ik geef me over, namens iedereen, reeds dood of nog niet geboren, als dat betekent dat de varkens hun eigen plek weer in mogen nemen, en de zee-anemonen, en de huismussen. 

(the moth and the fish eggs are in their place,
the bright suns i see and the dark suns i cannot see are in their place,
the palpable is in its place and the impalpable is in its place

walt whitman, song of myself)


** op pagina 100 schrijft macfarlane: het lijkt me op dat moment duidelijk, in dat vreemde, heldere water, dat zeggen dat een rivier leeft geen antropomorfe bewering is. een rivier is geen mens, en andersom ook niet. elk onttrekt zich op verschillende manieren aan de ander. zeggen dat een rivier leeft is een rivier niet personifiëren, maar de categorie ‹leven› uitbreiden en verdiepen, en daarmee - hoe zei george eliot dat ook weer? - het verbeelde bereik vergroten waarbinnen het zelf zich begeeft.

*

tips/ verdieping:

> i am the river, the river is me: een documentaire over whanganui in nieuw zeeland
> jane hirshfield being interviewed by emergence magazine, on time, mystery, and kinship
> arita baaijens bij vpro boeken in gesprek over in gesprek met de noordzee
>
webinar: encountering the earth: how ecological creativity changes us and the world

2018, juli

soms schrijf je iets en blijft het jarenlang in een map staan. staan wachten. niet ongewijzigd maar toch grotendeels nog steeds zichzelf. ik liep er vanmorgen weer eens tegenaan, zo nu en dan ga ik door oude schrijfsels, het geeft me altijd hoop: dat ik het kan, of in ieder geval ooit kon en dat schrijven is als fietsen, denk ik, dus het komt wel goed.

vandaag gaf het me een ingang. het heeft te maken heeft met vorm en tijd—maar dan per ongeluk. it feels significant. sinds lange tijd helpen mijn woorden me weer met ademhalen. wel, vandaag they did.

*

12.07.2018 / Ik las iets in een boek van Leslie Jamison dat me eraan herinnerde hoe ingewikkeld ik mezelf vind. Ik denk omdat de hoofdpersoon van Jamisons roman De gin-kast zichzelf jarenlang heeft geassocieerd met haar ‘contouren bepaald door anderen’. Ofwel: weinig sense of self. & dat komt me niet onbekend voor.

In De gin-kast ligt Stella’s oma op sterven. In het ziekenhuis. Omringd door haar dochter en twee kleinkinderen. Stella’s broer Tom vraagt internet om raad, hij zoekt met de trefwoorden ‘oud worden en doodgaan’ naar een oplossing. Stella loopt weg, naar de WC, keert na twintig minuten alleen zijn terug.

‘Moest je huilen?’ vroeg mijn moeder toen ik terugkwam. Ze controleerde mijn ogen op sporen van tranen. Ik kon het aantal keren tellen dat ik dat in haar bijzijn had gedaan. Wat voor vormen van troost ze ook bood, altijd ging er een verlangen achter haar woorden schuil, de hoop dat als ik huilde ik zelf de kracht zou vinden om te stoppen.
   ‘Nee,’ zei ik. ‘Ik wou dat het zo was.’
   Ze omhelsde me stevig. ‘Dat heb ik ook altijd,’ zei ze. ‘Ik heb een heleboel emoties gehad in mijn leven, maar heb er zelden bij kunnen huilen.’


Is het achterdocht, die vraag, dat controleren?
De kracht om te stoppen met huilen.
Ergens bij kunnen huilen. Alsof dat niet iets is dat je overkomt.

Maar kunnen heeft ook te maken met, plotseling begrijp ik het denk ik, met het verdriet kunnen voelen. Misschien bedoelt Stella’s moeder dat.

*

Ik huilde om van alles. Dat stopte omdat ik dacht dat ik mijn verdriet verzon, dat ik het mezelf aandeed, dat ik me aanstelde: huil je niet, dan ben je ook niet verdrietig.

Ik huilde om alles dat pijn deed. Ik huilde bij liedjes die ik mooi vond. Omdat ik in dat liedje wilde wonen. Omdat dat liedje nooit mocht stoppen. Omdat het dat toch altijd deed. Ik huilde bij voorbaat om het einde van het liedje omdat dat betekende dat het weg zou gaan en ik was zo eenzaam dat ik muziek beschouwde als mijn vrienden. Niet dat ik wist dat ik eenzaam was. Ik huilde gewoon. Ik dacht niet te veel na over het waarom daarvan.

Maar dat stopte dus. Ik weet niet wanneer en ik weet niet waarom. Niet exact.
Ik begin ergens van te herstellen want het komt weer terug. Liedjes, films.
Leven.

Onbegrip of onvermogen uit zich bij sommige mensen als obsessie. Voor juist dat; emoties.
Huilen.
Ex-collega’s (vrouwen) hadden het ooit over hun tranen: dat ze eigenlijk alleen huilden als ze heel boos waren.
Ik herinner me foutief dat ze daar trots op waren.
Ik denk dat ik me toen begon te beseffen dat een mens een relatie kan hebben met het lichaam dat reageert op omstandigheden. Ik had daar geen idee van.

13.07.2018 / Weer te veel gezegd.

14.07.2018 / Ik droomde over een trauma-bibliotheek. Bij het betreden van een boekenwinkel werden me bibliotheekboeken aangereikt, er werden me verhalen aangewezen die met draden verbonden waren aan oude verhalen in oudere boeken. Geheimen van ouders die als misdaden werden behandeld omdat er nooit over gesproken was. Iemand moest schuld hebben, gewoon omdat.

(In Club Mars van Rachel Kushner is de hoofdpersoon niet langer moeder omdat ze een moord heeft gepleegd. Haar zoontje is nu van de staat.)

Werd weer eens wakker met het idee dat alles me duidelijk was gemaakt tijdens mijn slaap maar het ontwaken vernietigde ieder spoor van de kennis die ik had opgedaan. Alleen de beelden, het verhaal, bleven over.

*

Maggie Nelson over Eve Kosofsky Segdwick (op lareviewofbooks.org; ‘Finishing touches’):

In a 1999 interview, Sedgwick puts it this way: It’s hard to recognize that your whole being, your soul doesn’t move at the speed of your cognition. That it could take you a year to really know something that you intellectually believe in a second. Sedgwick explains that she eventually learned how not to feel ashamed of the amount of time things take, or the recalcitrance of emotional or personal change. Indeed, as she puts it in “Reality and realization”: Perhaps the most change can happen when that contempt changes to respect, a respect for the very ordinariness of the opacities between knowing and realizing.

Stortte ik anderhalf jaar geleden half in omdat ik me iets realiseerde of omdat ik ergens tegenaan liep dat me langzamerhand liet realiseren?

Ik begon te wandelen en in die rauwe winter werden takken geknipt door incompetente snoeiers. Afgelopen lente zag ik de wonden van vorig jaar. Zichtbaar, maar dicht. Die littekens, ze herinneren me aan wat ik me realiseerde en hoe ik ben veranderd, maar ook herinneren ze me aan waar ik me zo voor schaam: dat je aan mij niet kunt zien wie ik ben.

Of, ik dacht dat ik me daar voor schaamde.
Is het niet gewoon angst.

*

?:

What are the words you do not yet have? What do you need to say? What are the tyrannies you swallow day by day and attempt to make your own, until you will sicken and die of them, still in silence?
(Audre Lorde, ‘The Transformation of Silence into Language and Action’, Sister Outsider)

15.07.2018 / Ik heb meestal geen idee van wat ik voel. Is dat wel zo? Is dat wel eerlijk? Ik weet het niet. Misschien, soms, en achteraf is alles anders. Heeft het wel zin om dat achteraf te beweren?

Op fortlaufen.blogspot.nl, vanmorgen, over Marina Tsvetajeva en egoïsme:

She describes it not as a narrowing of the self, but as being of inclusive nature, she writes that egoism is a concentration not of the actual self, but it is a concentration on the not-actual. According to her there is no intellectual (geistig) egoism, there is egocentrism which is about the capacity of the ego, about the size of the centre of the self. According to her the majority of all poets and philosophers are the most selfless and unselfish people on earth, they just include all suffering outside them into theirs or even simpler: they don’t distinguish between themselves and others.

*

21.07.2018 / Net als Stella’s moeder in De gin-kast zie ik tranen waar ze niet zijn. De film Call me by your name bevat momenten waarop tranen niet vallen (die komen als een soort samenvatting aan het einde) maar waar ze wel gevoeld worden. Door mij alleen, wellicht, maar daar is een obsessie goed voor.

Tranen van frustratie, angst, onbegrip, verlangen.
Als hij keer op keer op zich laat wachten.
Als hij danst met een ander.
Als hij lijkt te verdwijnen.

Ik las ooit ergens dat huilen stress uit het lijf wegneemt; dat het afrekent met een surplus aan emotie. Alsof het menselijk lichaam een maximum kent van wat het aan emotie aankan, en als dat limiet is bereikt het lichaam op een innerlijke noodknop drukt en alles naar buiten drijft.

Zijn mensen dan lichamen als een muziekinstrument in mensenhanden? De beweging, de klanken?
Maar, voor wie dan? Emerson zegt dat mensen organen van de ziel zijn. De over-soul. De mens een instrument van de ziel. Dat klinkt als een religie die ik ken.

23.07.2018 / Weer een stralende, blauwe dag. Het begint te vervelen. De wereld wordt steeds droger. I long for a summerstorm, a summer-thunderstorm. Iets dat deze herhaling doorbreekt. Het voelt alsof het nooit meer zal regenen.

*

Ik kan fictie niet zien als dat, ‘alleen maar’ fictie, het staat zo dicht bij het leven dat het misschien wel echter is, omdat het een gekozen blik werpt op bestaan. En daardoor intenser.

Ik kan fictie niet als ‘verzonnen’ zien omdat ik dat woord niet begrijp; verhalen komen ergens vandaan, zoals leugens ergens vandaan komen. Uit het hoofd, natuurlijk, maar wie voedt dat hoofd? De ideeën die ik heb, dat waar ik over wil schrijven, dat alles heeft te maken met wat ik heb meegemaakt. De boeken die ik mooi vind, vinden weerklank omdat het iets aanraakt dat ik wil begrijpen maar niet kan begrijpen zonder hulp. Boeken maken het raadsel vaak groter maar omdat er meer lijntjes zijn heb ik wel meer houvast. Lijntjes terugvolgen, of nagaan of ze ergens een ander lijntje aanraken; zo beweeg ik mee met wat ik lees.

Maar, ik weet niet of ik er in geloof dat er iets uitgelegd kan worden. Of moet worden. Dat is juist de charme van literatuur: nul antwoorden.

Fictie is eerder een vertaling dan ‘verzonnen’. Maar dan op deze manier: actie vertaald naar fictie. Of, ervaring/beleving vertaald naar verhaal. Maar is kunst niet altijd een vertaling? Beeld is taal, taal is taal. Alles maakt deel uit van iets groters.

Boeken leren me zoals niets anders kan; zien, voelen; wat mist, waar ik naar verlang, wat me boos maakt.
Niemand kent mij beter dan ik. Waarom blijven sommige mensen volhouden dat dat niet zo is?

Boeken, kunst, bestaan los. Het zijn objecten maar het is meer dan dat want het is gemaakt zonder nuttig te moeten zijn. En dus bestaat kunst losser dan tafels en stoelen, en heeft het tevens meer ruimte om te bestaan. Wie zei ooit dat boeken (of kunst? Ik weet het niet zeker) de slijpsteen van de geest (moeten) zijn? Omdat mijn geest altijd moeite doet om dingen te begrijpen, zal het extra veel moeite doen als dat niet lukt.

25.07.2018 / Mieren in een spinnenweb. Hoe nieuwsgierigheid tot de dood kan leiden.

//