today's notes (3)

29/06.

9.24 uur. op de dijk met seneca en mary oliver.
het is zondagmorgen en dus nog rustig. dat was het in het dorp ook maar ik moest er uit. normaal loop ik nu maar het is al te warm, en er staat nauwelijks wind. 

(het licht zo anders in de ochtend. alsof nog onbekend terrein.) 

ik vraag me af wat mary oliver van dit polderlandschap zou vinden. dat dacht ik van de week ook al over emily brontë, zij zou het haten bedacht ik—

{4.38 uur. lezen over emily brontë = nadenken over landschap 
van de week liep ik mijn dagelijkse kilometers & vroeg me af wat emily zou maken van dit landschap waarin ik opgroeide, en momenteel weer beweeg/ leef. 
gisteravond las ik emily brontë's indruk van het platte belgische landschap:

looking out of the coach window during the day-long journey from ostend to brussels, emily did not possess her sister's rose-hued vision. she saw the belgian terrain for what it was: domesticated, tilled, flat, carved-up and cultivated. every field, every fence post, every clod of earth bore the impress of man and the banishment of Nature: it was all 'bare, flat, and treeless . . . slimy canals crept, like half-torpid snakes, beside the road; and formal pollard willows edged level fields, tilled like kitchen garden beds.' (p159 van katherine franks emily brontë. a chainless soul) (achteraf blijkt dit een passage uit charlotte brontë's villette te zijn, niet (zoals ik dacht) een directe quote uit een brief van emily brontë—ofwel een interpretatie van de biograaf. een begrijpelijke interpretatie desalniettemin.)

het polderlandschap is nog erger.
't enige wilde hier per ongeluk, of te vinden boven de lijn van de horizon.}

& dat klopt wel ongeveer, ik kwam gisteren in de biografie een beschrijving tegen van haar reactie op het belgische platteland—en dat was honderdtachtig jaar geleden. afzichtelijk, vond ze het.

mary oliver was een ander mens, had een ander karakter—ze zag overal natuur, kon awe opbrengen voor de meest ellendige plekken—maar ook zij hield 't meest van wild. & dat is hier nauwelijks-niet. (tenzij, natuurlijk, je klein kunt kijken.)

mogelijk is dit niet de juiste manier om over landschap te denken, ondanks alles maakt dit gebied net zo hard deel uit van alles, het geheel, als haar zee, & mangroves in florida—ookal is dit polderlandschap per definitie man made. (maar als mens natuur is, ...)

*

de wolken die ik van over het ijsselmeer naar hier toe zie komen (de wind uit het zuidwesten) komen waarvandaan? 

de gierzwaluwen zijn afgedaald. (of slapen ze niet boven?)
vlak langs en over. aren't they supposed to be shy birds? 

each part is of the world (mary oliver in 't essay 'flow')

de wind brengt grijze sluier. nog ver weg maar het komt. is daar de noordzee? of hangt het al boven noord-holland?

what does it mean (..) that the earth is so beautiful? and what shall I do about it? what is the gift that I should bring to the world? what is the life that I should live? (wederom, 'flow')

er liggen, trekken schaduwen op/ over het meer.

boterbloemen duizendblad distel
allerlei soorten gras—raaigras (engels en frans), gewoon struisgras, veldbeemdgras, ruw beemdgras, kropaar, timotheegras, gestreepte witbol
lieveheersbeestjes
een spinnenweb vol met de kleinste vliegjes, maar verlaten 

een vlucht duiven. lichtgevend, zacht grijs van kleur.

beneden voor de dijk stroken verlaten land: restjes ongebruikt terrein rondom windmolens en zonnepanelen. (een aantal weken geleden plotseling een klonk & een rustig naar beneden zwevende meeuw, alsof zinkend, alsof sereen: de wind bleef een van de dode vleugels dragen.) 
verlaten en dus onkruidig: enorme struiken kaasjeskruid en honingklaver.

steeds meer bootjes op het meer. (driemaster, alle zeilen in werking.)
de wind lijkt meer naar het westen te draaien, wellicht zelfs noordwest? misschien via het noorden naar het oosten, zoals vorige week; er komen weer warme dagen aan.

10.32 uur. steeds een beetje meer wind. definitely moving towards NW. 

ik plet allerlei insecten & i don't like it. 

*

14.23 uur. notities bij mary oliver in conversation with coleman barks:

terror is god's son to awe

how we perceive it 

death as change in plaats van a cessation
(cessation = the fact or process of ending or being brought to an end)

ecstasy vs. emptiness. (attitude.)

i want to keep it forever (ze heeft het over momenten. dat haar poëzie niet over haar gaat maar over ervaringen die ze wil bewaren, & de 'i' being the reader: to be able to enter the moment.)

i want to become my ideas. / be my ideas.

coleman barks over de frase 'consider the lilies' en het belang ervan voor oliver: to try to be that trusting so that you don't give a thought for the future, you don't toil neither do you spin.
(seneca! emerson!)

oliver: not passive in the sense of inert, but passive in the sense of willing.
(nogmaals; seneca! emerson!)

het sterrige van ons zijn

ja, de biografieën zijn gearriveerd. maar mijn hoofd is momenteel vooral druk met seneca's letters from a stoic en essays van ralph waldo emerson.

van die gasten die de meeste mensen alleen lezen omdat het moet. ben ik een snob. maar wat nou als dit eigenlijk en stiekem boeken zijn die alleen en voornamelijk nadenken over de vragen die ons allemaal van jongs-af-aan bezig houden.

& dat al duizenden jaren lang.

& omdat seneca leefde in een tijd waar de wereld werd gezien als iets dat samen( )leeft werd er nauwelijks nagedacht over de verschillen. keken ze naar wat er was en was dat genoeg?
wat bedoel ik daarmee. iets als: niet te ver wegraken van de vogelzang en zomerwind, nu. 
ook bedoel ik: leven is leren leven. 

het is een beetje alsof wij moderne mensen voorbij gaan aan wat we denken te weten maar dat denken-weten gebeurt alleen in theorie of woont ergens verstopt in ons: we zien het niet: ik lees seneca en het is bijna alsof ik cliché lees maar de ideeën die hij uitwerkte, opschreef (hij & de rest; epictetus, marcus aurelius, ik vergeet niet dat er meer zijn maar deze lui liggen naast me) maken onderdeel uit van onze cultuur, ons zijn, zozeer dat het lastig is om te bedenken dat er een tijd was dat deze inzichten nog niet in ons bewustzijn leefden. dan pas, bij het wegdenken van een theorie, dan pas kan ik een gevoel krijgen voor de grootsheid van het kleinste idee. er rust zó veel op wat destijds werd bedacht. en het rust ín ons.

ralph waldo emersons schrijft in zijn essay ‘history’:

what is the foundation of that interest all men feel in greek history, letters, art, and poetry, in all its periods, from the heroic or homeric age down to the domestic life of the athenians and spartans, four or five centuries later? what but this, that every man passes personally through a grecian period. the grecian state is the era of the bodily nature, the perfection of the senses,—of the spiritual nature unfolded in strict unity with the body.

ik weet niet of dit klopt, of iedereen ooit die interesse voelt kriebelen. ik weet dat het voor mij begon toen ik in mijn eerste havo-jaar zat, ik had al wel eerder gehoord over persephone en zeus en pallas athene maar toen ik twaalf jaar was besefte ik pas dat er een hele wereld, geschiedenis & cultuur, een grote verzameling verhalen verstopt zat achter de namen van die goden. en begon ik "gevoel" te krijgen voor tijd: dat we niet in een luchtbel rondzweven door een betekenisloze ruimte, maar dat mensen nu op dezelfde manier mens zijn als mensen toen. 

en dus, vragen die nooit, nooit weggaan, juist heel druk blijven rondstuiteren op de meest ongelukkige momenten: die momenten waarop je de vragen eigenlijk niet aankunt. het zijn vragen die universeel zijn, waar velen al over na hebben gedacht, over hebben geschreven: & al dat werk lijkt enigszins te worden genegeerd. omdat het oud is. ik zeg niet dat er geen gedateerde ideeën staan beschreven, dat er ondertussen niet dieper en beter is nagedacht over deze en andere thema's—maar veel van die nieuwe ideeën rusten op een manier van denken die letterlijk eeuwenoud is. dat betekent dus dat wij het niet allemaal zelf hoeven uit te vinden: dat de lezer van nu, de denker van nu, kan meebewegen op de golven van het denken van mensen die al heel, heel lang dood zijn: maar net zo diep dachten over wijsheid en waarheid, gerechtigheid, zelfbeheersing; over liefde en verlangen en betekenis en de dood en pijn en waarom... alles, waarom alles— 

(maar ook: seneca die beweert dat geluid onze innerlijke rust niet zou mogen verstoren: of eigenlijk dat het dat alleen kan als we vanbinnen geagiteerd zijn: hij heeft duidelijk nooit hoeven slapen met een kapotte airconditioner op de achtergrond. hij beweert:

for i force my mind to become self-absorbed and not let outside things distract it. there can be absolute bedlam without so long as there is no commotion within, so long as fear and desire are not at loggerheads, so long as meanness and extravagance are not at odds and harassing each other. for what is the good of having silence throughout the neighbourhood if one's emotions are in turmoil? (tr. robin campbell)

ok, seneca. 
(soms rol ik met mijn ogen bij het lezen van dit boek.)  
maar ook: ok, seneca, you might be right. so long as fear and desire are not at loggerheads—))

*

ik begin te beseffen dat er een reden is voor onze aanhoudende interesse in the ancients. a personal grecian period. the spiritual nature unfolded in strict unity with the body. alsof het lezen van al deze geschiedenissen en gedachten ons wellicht herinneren aan wat er al is gebeurd in deze wereld: herinneren ook al waren we er niet zelf bij. wetenschappelijk gezien is alles waaruit ik besta niet nieuw. ofwel: al het sterrenstof waarvan ik gemaakt ben (ik heb geen vocabulaire voor dit onderwerp, excuseer me) heeft al flink wat meegemaakt. is het mogelijk dat mijn geest/ ziel (of iets dergelijks) contact heeft, of kan maken, met "herinneringen" die opgeslagen liggen in het sterrige van ons zijn?

maar emerson schrijft ook:

. . . this deep power in which we exist, and whose beatitude is all accessible to us, is not only self-sufficing and perfect in every hour, but the act of seeing and the thing seen, the seer and the spectacle, the subject and the object, are one. we see the world piece by piece, as the sun, the moon, the animal, the tree; but the whole, of which these are the shining parts, is the soul.

& dan denk ik: misschien is alles wel ziel en is het denken van mijn stoffelijke zijn zo verarmd dat er eerst veel moet worden opgeruimd alvorens ik werkelijk bij dat herinneren van komen. (& dan vraag ik me af: hoe is het mogelijk dat dit de norm is, nu. daar zijn te veel antwoorden op dus wellicht is het niet de juiste vraag. misschien: waarom deert het ons niet, of te weinig althans. omdat het woord betekenis betekenisloos is geworden. vraagteken. of, niet langer iets om over na te denken. instant; de verkeerde versie van nu. nog maar een vraagteken.)

honger. lust?

that space of deep interest and curiosity, a hope-filled in-between, een ruimte van totale toewijding: op zo'n moment je boeken uitzoeken, bestellen: puur vanwege een diep gevoel van verbinding, nieuwsgierigheid, passie. (ik bestelde biografieën van e. brontë & dickinson.)

honger. lust? 

still thinking about that paragraph in mary ruefle's ‘my emily dickinson’ (context: ruefle vraagt zich af wat de hoofdpersonages van haar essay, emily brontë, emily dickinson, en anne frank, gemeen hebben. they have no experience of the world, was het antwoord van een vriendin die ruefle besloot te raadplegen):

they have no experience of the world. they have no experience of the world. she was right. and about her words i thought for the rest of the day. deprivation is desire. isolation is lust. to have no experience of the world—is passion for it. not passion for experience of the world, but passion for the world. in fact, "to have no experience of the world" should be printed in all dictionaries everywhere as the definition of passion. 

& ik vraag mezelf al dagenlang af waarom deze passage me zo raakt. omdat ik mezelf herken in beide emily's; omdat they have no experience of the world; omdat ik (het) leven lastig vind; omdat ik er gewoonweg niets van begrijp: dat het voor anderen zo makkelijk is, zo eenvoudig gaat. lijkt te gaan?

(omdat deprivation is desire. isolation is lust.)

maar ook: ik interpreteer they have no experience of the world als ‘ze hebben niet geleefd’ (terwijl ik weet mary ruefle dat niet zegt/ beweert); ‘the world’ gaat over de buitenwereld, external things, terwijl hun leven voornamelijk draaide (gedwongen of niet) om hun binnenwereld—mijn idee over deze schrijvers is dat ze de wereld wel degelijk hebben ervaren, maar dan op een minder gebruikelijke manier.

beweren dat anne frank ‘no experience’ van de wereld heeft klinkt mij wat ongelukkig in de oren. en het feit dat beide emily's zich besloten te distantiëren van ‘the world’/ buitenwereld betekent niet dat ze die niet hebben ervaren. just different. en dat zijn we niet gewend. ze worden behandeld alsof slachtoffers. anne, ok—maar de emily's: hoe (on)vrijwillig was hun richting in het leven?

(die vraag: vandaar de biografieën over emily b. en d.
gistermiddag ontving ik my wars are laid away in books. the life of emily dickinson, geschreven door alfred habegger; de emily b.-biografie die ik kocht heet a chainless soul. a life of emily brontë, van katherine frank.
wellicht later meer. ik bedoel: gedachten over e.b. & e.d., of over de biografieën.)

(misschien voel ik me wel gewoon heftig aangevallen door die woorden. they have no experience of the world.)

today's notes (2)

08/06

10.34 uur. (regen regen regen.)

bladeren in mary ruefle's madness, rack, and honey = lezen in madness, rack, and honey. nu het essay ‘my emily dickinson’ omdat ik vanmorgen moest denken aan woorden waarmee ruefle haar tekst begint, omdat ik ergens over schreef en deze passage me te binnen schoot (& ook omdat het een prachtig essay is):

from first to last, there is no evidence that she laid any plans for the course of her life. she seems, above all, to have wished to avoid ‘doing something about’ her life, and when, from time to time, the obligation was put to her, to make some sort of career for herself, and so prepare for her future, she tried to meet these demands, and failed. (muriel spark, in het boek emily brontë: her life and work)

//

all the while she was getting dressed she felt [the] poems standing upright all over the room. she even kept an eye on them in her dressing table mirror, lest they escape into their natural vertical scent. p147 (j.d. salinger in ‘the inverted forest’; helaas niet opgenomen in zijn nine stories, nergens in opgenomen schijnt.) (heb al tijdenlang niets meer van salinger gelezen, should reread.)

an educated person is one who can be reasonably called upon to draw a conclusion. alas, the only conclusion emily and emily drew from being in school was that they would rather be home, and so they left, and went home, and drew pictures of dogs, and collected wildflowers.
(..)
her
[emily b.] headmaster made this famous, infamous remark: ‘she should have been a man—a great navigator. her powerful reason would have deduced new spheres of discovery from the knowledge of the old; and her strong imperious will would never have been daunted by opposition or difficulty.’ p149

emily dickinson oft looked out of her bedroom window, and many of her poems, if not her world view, seem framed by this fact; so much has been made of this there is little i can add; to argue whether a window is the emblem of complete objectivity (removal and distance) or complete subjectivity (framing and viewpoint) is an argument without end, for every window has two sides, and they are subsumed in the window the way yearning, a subsidiary of the window, is subsumed in both the object yearned for, and the subject of its own activity. p150-151

i'd like to propose the idea that emily [b]'s ultimate window was the sky itself, immense expanse, the one that fueled her and that she seemed to see through and beyond. p151

. . . dickinson, that living diary. p152

—maar het allerliefst, tot nu toe althans, het is een lang essay en ik neem de tijd, neem ondertussen woorden over, hier, onderstreep woorden, daar, in het boek—blijf hangen bij ideeën, dat idee over ramen, mijn raam, i oft look out of my bedroom window; dat idee over yearning, over het feit dat een raam zowel iets is waardoor we naar buiten kijken als een metafoor van zichzelf—over, dus, verlangen en afstand; dichtbij maar ver weg—

maar de gedichten: het allerliefst lees ik de gedichten die ruefle deelt, these emily's and their deep-reaching roots, their far-seeing eyes, their storm-feeding minds—‘new spheres of discovery from the knowledge of the old’—new spheres

    1400/ emily dickinson

What mystery pervades a well!
The water lives so far—
A neighbor from another world
Residing in a jar

Whose limit none have ever seen,
But just his lid of glass—
Like looking every time you please
In an abyss's face!

The grass does not appear afraid,
I often wonder he
Can stand so close and look so bold
At what is awe to me.

Related somehow they may be,
The sedge stands next the sea—
Where he is floorless
And does no timidity betray

But nature is a stranger yet;
The ones that cite her most
Have never passed her haunted house,
Nor simplified her ghost.

To pity those that know her not
Is helped by the regret
That those who know her, know her less
The nearer her they get.

/

    shall earth no more inspire thee/ emily brontë

Shall Earth no more inspire thee,
Thou lonely dreamer now?
Since passion may not fire thee
Shall Nature cease to bow?

Thy mind is ever moving
In regions dark to thee;
Recall its useless roving—
Come back and dwell with me.

I know my mountain-breezes
Enchant and soothe thee still—
I know my sunshine pleases
Despite thy wayward will.

When day with evening blending
Sinks from the summer sky,
I've seen thy spirit bending
In fond idolatry.

I've watched thee every hour—
I know my mighty sway—
I know my magic power
To drive thy griefs away.

Few hearts to mortals given
On earth so wildly pine
Yet none would ask a Heaven
More like the Earth than thine.

Then let my winds caress thee—
Thy comrade let me be—
Since nought beside can bless thee
Return and dwell with me.

(brontë's hoofdletters. Earth Nature Heaven Earth)

dat we überhaupt bestaan

vreemd dat het onwaarschijnlijke je zo van je stuk kan brengen, denk ik nu. we weten immers dat ons hele bestaan berust op eigenaardigheden en onwaarschijnlijke toevalligheden. dat het aan deze eigenaardigheden te danken is dat we hier überhaupt zijn. dat er mensen zijn op wat we onze planeet noemen, dat we ons kunnen voortbewegen op een ronddraaiende bol in een immense kosmos vol onbegrijpelijk grote objecten met zulke kleine deeltjes, dat onze geest niet kan bevatten hoe klein en talrijk ze zijn. dat deze oneindig kleine objecten stand kunnen houden te midden van het onbegrijpelijk grote. dat we blijven zweven. dat we überhaupt bestaan. dat elk van ons één van die onmetelijk vele mogelijkheden is geworden. het ondenkbare is iets wat we de hele tijd met ons meedragen. het is al gebeurd: we lopen op aarde en zijn onwaarschijnlijk, we zijn uit een wolk van ongelofelijke toevalligheden gestapt. je zou denken dat we door dit besef een beetje toegerust waren om het onwaarschijnlijke tegemoet te treden. maar het omgekeerde is kennelijk het geval. we zijn eraan gewend geraakt zonder dat het ons iedere ochtend duizelt, en in plaats van voorzichtig en aarzelend te handelen in voortdurende verwondering, lopen we rond alsof er niets gebeurd is, nemen we de eigenaardigheid voor lief end uizelt het ons als het bestaan blijkt te zijn zoals het is: onwaarschijnlijk, onvoorspelbaar, eigenaardig. —solvej balle, over de berekening van ruimte i (uitgeverij oevers 2023, vert. adriaan van der hoeven en edith koenders), p45

—maar solvej balle's tara selter komt in een wereld terecht waar alles voorspelbaar is geworden: een schijnbaar oneindige reeks van dag op dag dezelfde dag. onwaarschijnlijk en eigenaardig. eigenlijk gaat dit boek over alles dat we zo normaal vinden, zoals ons bestaan überhaupt; zo vanzelfsprekend, tot je letterlijk niet anders kunt dan er langer over nadenken, en je tot de conclusie moet komen: het is een godswonder dat we er zijn, wij mensen; dat ik er ben, iedere ik stuk voor stuk.

en dat er heel veel meer wonderen bestaan dan alleen zijn.
wakker worden. het textuur van beddengoed. vogelzang. ochtendlicht. die ander: een samen. ontbijt. regen. wandelen. het bos. boodschappen doen. eten maken. naar muziek luisteren. een boek lezen.

(al te groot. het bestaan is nog kleiner. of het bestaan leeft, bestaat, in dat wat nog kleiner is.)

we bewegen door de dagen alsof we er wonen. tara's partner heeft niet in de gaten dat er iets mis is met de tijd: of wellicht is er alleen iets mis met tara's tijd. alsof we allemaal een eigen tijdlijn hebben, als je er over nadenkt klopt dat ook wel een beetje: we worden geboren, alleen; leven, alleen en (soms) samen; gaan dood, alleen. een begin en een einde. de dagen die elkaar opvolgen het bestaan dat uiteindelijk het leven vorm geeft. maar wat gebeurt er dan met tara als zij de enige is die doorleeft, blijft duren, terwijl de rest van de wereld dezelfde dag blijft beleven, in een soort lus terecht lijkt te zijn gekomen? 

het is een beetje alsof de zwaartekracht geen grip meer op haar heeft. er wordt keer op keer een natuurwet overtreden. maar door wie, en waarom.

(we geven onszelf de schuld van de kleinste, de grootste dingen.) 

*

ik heb het boek nog niet uit, las vanmorgen tot pagina 142.
het is hartverscheurend, zo nu en dan. de eenzaamheid. haar partner, door omstandigheden deze 18 november (de dag die zich blijft herhalen) niet op de hoogte van haar aanwezigheid, beweegt zoals iedere dag door deze dag. ze volgt hem:

thomas die de deur van geel metaal loslaat. een deur te zijn. aangeraakt te worden. en op rustige scharnieren langzaam weer terugdraaien en dichtgaan. / maar ik ben geen deur. ik ga niet dicht. ik heb geen scharnieren. er is geen enkel houvast. (p133)

het verlangen maar ook de pijn van de afstand, want zij is al 207 dagen verder in dit leven. misschien ligt het aan mij maar ik kan het me niet voorstellen, ik bedoel ik kan me voorstellen dat een mens wild en rauw wordt van de verwijdering die plaats vindt in een dergelijke situatie. maar die situatie: ik kan het me niet voorstellen.

maar misschien is het idee niet zo abstract als het lijkt.
aansluiting verliezen, contact. zorgt voor een kloof. 

maar tara leeft in het idee. 

ik vind het boek fascinerend, wat ik eigenlijk niet had verwacht, de premisse kwam iets te sci-fi op me over, maar ik kwam het voor een euro bij de kringloop tegen en kon het niet laten liggen (ook wel dankzij de mooie nederlandse cover en de interessante titel). nu kan ik nauwelijks wachten op de volgende delen (hoewel ik niet weet wanneer ik ze zal lezen want nederlandse boeken zijn onbetaalbaar geworden).

i am being

(..) i like to see people being.
     so saying she surprised herself and that seemed to bring her to vertigo. because she, by surprising herself, was being. even taking the chance that ulisses wouldn't notice, she said very quietly to him:
     —i am being...
     —what? he asked when hearing that whispered voice of lóri's.
     —nothing, it doesn't matter.
     —of course it does. would you mind saying it again?
     she grew more humble, because she'd already lost the strange and enchanted moment in which she'd been being:
     —i said to you—ulisses, i am being.
     he looked closely at her and for a moment it was strange, that familiar woman's face. he found himself strange, and understood lóri: he was being.
     they didn't say a word as if they'd just met for the first time. they were being.

clarice lispector, an apprenticeship or the book of pleasures (tr. stefan tobler, p58-59)

*

18 mei 2025

het komt aanwaaien. hier doet alles z'n ding.
why can't i just do my thing. ik weet wat het is dus why dont i

—het is hier makkelijker, omdat het denken uit gaat (uit kan).
omdat ik hier niet alleen ben. een hommel vliegt voorbij. wind trekt aan of laat gaan.
het zindert boven de akkers.

margriet klaproos witte blaassilene boterbloem naast het fietspad.

(dit is te belangrijk om los te laten
kan het niet eens los laten. het is ik of ik is alles; ik bedoel: ik ben niet ik, hier.)
(ik bedoel, dit is waaruit ik besta.)

een kikker gaat los
wind uit het oosten
een vogel verplaatst zich door het riet, zonet op een paar meter afstand van mij. weer verder gevlogen.
lichtbruin wit donkerbruin. rietgors?

een langsvliegende eend, kwakend. mallard duck.
kikker once again.

links boven een kale akker een bruine kiekendief, vallen in rondjes. op zoek naar eten.
(gistermorgen op bijna dezelfde plek het wegwerken van een buizerd, te dichtbij gekomen—nest.)

wind uit het oosten maar de windmolens wijzen noord.
stapelwolken in de verte.

twee zwanen zwemmen langs. op hun hoede maar in volle rust hun gang vervolgend.
nog meer vliegverkeer tussen het riet.

kleefkruid bloeit/ al uitgebloeid, zaden aan mijn veters.

valeriaan in bloei bij de waterkant, ik kan er niet bij (de geur..).
inkarnaatklaver langs het fietspad.
fluitenkruid nog steeds niet uitgebloeid.
gelderse roos in bloei. de geur...

*

who am i? she wondered in great danger. and the smell of the jasmine bush replied: i am my perfume. 

clarice lispector, an apprenticeship or the book of pleasures (tr. stefan tobler, p128)

wisteria in lispector

afgezaagde vingertoppen

ik vraag me af waarmee deze verhalen begonnen, waar begon de beweging naar buiten, bedoel ik. de intentie laag op laag op laag te plaatsen. (how does something like that fall from the sky?)
de afgezaagde vingertoppen of de nachtmerries, slipping through fingers.
of, de sneeuw; de val; de vogels.
details die er niet toe doen maar omdat vlammenwerpers alleen niet genoeg zijn doen ze er toch toe. duisternis, vergetelheid, eenzaamheid. (een onbekende, onpeilbare diepte, afgrond.)
de ziekte van tijd. de uitdijende tijd. de lagen tijd.

de sneeuw de regen de rivier de wind de wolken;

don't the wind and the currents circulate too, not only water? the snow that fell over this island and also in other ancient, faraway places could all have condensed together inside those clouds. (..) who's to say those raindrops and crumbling snow crystals and thin layers of bloodied ice ar enot one and the same, that the snow settling over me now isn't that very water? 

(de sneeuw het vergeten.) 
(het weer het moment.)

it felt to me as though the wind on this island was always layered beneath everything else, an undertone. 

doesn't water circulate endlessly and never disappear?

het oneindige zoeken, ook als je niet weet waarnaar (searching for a hidden wound or scar), waar, hoe. want (nogmaals) waar begint het verhaal, en zal er ooit een einde zijn of is het altijd vooral diepte. een symptoom. (haar schaduw twee keer zo groot als zij zelf.)

de onzichtbare littekens. de schrammen en scheuren in het weefsel van dit bestaan. maar zelfs die littekens, zelfs al zou je ze kunnen zien, er met de vinger naar kunnen wijzen: dan nog zal iemand moeten vertalen.

vele jaren stilte. sporen achtergelaten, door het geweld, voor achterblijvers, nabestaanden, toekomst; maar alleen voor zij die zoeken, kijken; zij die weten weten wat sneeuw is. 

(hoe vul je grotten met lijken zonder je af te vragen wat dit betekent.) 

ons geweld overal hetzelfde.
ons mens-zijn, dezelfde.
de gevolgen, dezelfde.

birds will pretend like nothing’s wrong, no matter how much pain they’re in. they instinctively endure and hide pain to avoid being targeted by predators. by the time they fall of their perch, it’s too late.

het redden van een verhaal. of gered worden door een verhaal.
het verhaal de redding.
getuige-zijn.

*

weglopen van een zwart gat, of afgrond. maar het is alsof het constant naar je toe blijft groeien want de verwoesting maakt deel uit van.

maar wat betekent dat als je eromheen bent gegroeid zoals een boom soms doet door het obstakel te omarmen. zodat het deel gaat uitmaken van een realiteit die doet alsof er niets is gebeurt of simpelweg niet weet wat er beneden het zijn van nu heeft plaatsgevonden.

afgezaagde vingertoppen. (grip.)
het werk de wond een litteken te laten worden. (het is een litteken of de dood.)

*

ik las we do not part uit en het voelde alsof ik werd achtergelaten, niet alsof ik een roman had uitgelezen. alsof ik ben weggestuurd, zo voelt het. alsof het niet af is. maar het boek is uit en dus is het af—ik bedoel overigens niet dat het boek onaf is, dat boel ik juist niet; omdat het zo waar is, omdat dit is zoals wij mensen omgaan met het ongemak en de pijn, we begraven het alsof de aarde onze bondgenoot is als het gaat om onze slechtste, meest gruwelijke daden: het donker van het niet-zien, niet gezien kunnen worden.

het ontaarden de zoektocht naar licht. het wit van de sneeuw(storm) vs. de duisternis van onder de grond, van de diepte. sneeuw valt op het oppervlak, verbergt. hoe hoger de sneeuw, hoe kouder de grond, en harder; graven wordt onmogelijk als het maar lang genoeg vriest, sneeuwt. bovendien kan kou een mens doden, vernietigen, verstoppen (onder een nieuwe laag sneeuw).

ik bedoel: het niet-af-gevoel hoort bij het boek, bij waar het over nadenkt.

*

(alle schuingedrukte woorden zijn overgenomen uit han kang's we do not part (translated by e. yaewon & paige aniyah morris).)

of rivieren leven

we verdrongen ze, schrijft ze: ontzegden ze de toegang tot hun eigen grond. en daarna bouwden we boven op hun huis. ze bestonden al zolang [...] de tijd duurt. en toch zeiden we dat er in de stad geen plaats voor ze was. het enige dat we van ze zagen was hun overlevingsstrijd. [...] wanneer we erlangs liepen, bedekten we onze neus en keken weg.

aldus krupa ge in haar boek rivers remember, door robert macfarlane geparafraseerd in zijn nieuwste boek: zowel de titel van ge's boek als de geleende woorden hierboven zijn een antwoord op de vraag die robert macfarlane stelt met zijn boek leeft een rivier?: iets dat levenloos is kan *zich* immers niets herinneren, geen strijd leveren, geen ander leven voeden en/ of voortbrengen bovendien.

macfarlane stelt die vraag dan ook niet echt, eigenlijk, hij weet allang dat het antwoord ja is. maar hij wil de vraag verspreiden, en hoe doe je dat efficiënter dan door het op de cover van een boek te plaatsen? 

*

het zit in taal, niet? de manier waarop we over niet-menselijke-wezens denken, praten, schrijven, is het gevolg van onze grammatica en woordkeuze: en de gevolgen van onze taal voor de rest van de wereld zijn groot: we overheersen door middel van taal. (ik schreef eerst met behulp van taal maar ik weet niet of taal het daarmee eens is.)

het punt is: als (en dat is geen vraag wat mij betreft) een rivier leeft, een subject is in plaats van een object: wat hebben wij deze wezens dan aangedaan, doen we ze nog steeds aan? onze medebewoners, medewezens. (kin, familie.)

ze bestonden al zolang de tijd duurt...

waarom zijn sommige mensen wel in staat zijn om over rivieren (etcetera) te denken als wezens die je kunt verdringen, en anderen niet? is het cultuur, opvoeding, is het zoals alles en altijd nature/ nurture

waarschijnlijk. (attention, attitude.) maar ook: het is een keuze. zoals krupa ge schrijft: we kunnen erlangs lopen en de andere kant op kijken: we kunnen kiezen het niet te zien. omdat het pijn doet? omdat het moeilijk is? maar doet de vernietiging van onze thuis (want leefomgeving) dan geen zeer?

mary oliver in ‘upstream’ (een inleidend essay van het gelijknamige boek):

teach the children. we don’t matter so much, but the children do. show them daisies and the pale hepatica. teach them the taste of sassafras and wintergreen. the lives of the blue sailors, mallow, sunbursts, the moccasin flowers. and the frisky ones—inkberry, lamb’s-quarters, blueberries. and the aromatic ones—rosemary, oregano. give them peppermint to put in their pockets as they go to school. give them the fields and the woods and the possibility of the world salvaged from the lord of profit. stand them in the stream, head them upstream, rejoice as they learn to love this green space they live in, its sticks and leaves and then the silent, beautiful blossoms.

attention is the beginning of devotion.

(is alle ellende niet simpelweg een gevolg van imperialisme, kolonialisme? is mijn vermoeden. omdat inheemse bevolkingen over de hele wereld aldoor bewijzen wijzer te zijn dan wij afstammelingen van imperialisten, kolonisten: omdat zij begrijpen waar het fout gaat. raak een element van het systeem aan en je raakt, ja, het hele systeem aan: alles is immers met elkaar verbonden.)

*

(is het waar dat de gemiddelde mens niet over dieren, bomen, planten, insecten, etcetera, het weer de wolken de wind—daar niet over nadenkt als zijnde wezens?) 

 *

robert macfarlane krijgt het toch telkens weer voor elkaar een soort onderstroom van hoop te creëren in zijn werk; ook al zijn veel verhalen heel verdrietig. hij beschrijft (meestal burger-) initiatieven, ideeën en plannen als herculisch en daar zit wat in maar hercules was tot veel in staat, en eerlijk gezegd is bijvoorbeeld de erkenning van de whanganui-rivier in nieuw zeeland als rechtspersoon niet iets dat ik ooit had verwacht; hetzelfde geldt voor wat die erkenning elders in beweging heeft gezet. er is wel degelijk hoop, hoewel er ook veel ontzettend verkeerd gaat.

het gevolg van vervuiling is overigens niet alleen dat zowel rivier als haar hele verwantschap sterft (wanneer een rivier sterft, gaat ook het leven in zijn aura dood, schrijft macfarlane): ook laat het diepe sporen achter in de psyche van bijvoorbeeld mensen die achterblijven in een verwoest en vergiftigd landschap. een van de vele milieuactivisten die macfarlane aan het woord laat vertelt over een bijeenkomst die werd georganiseerd om mensen te vragen naar hun wensen voor de toekomst van hun dorp. een antwoord: we krijgen allemaal kanker. het zou fijn zijn als het gewoon astma was. niet langer weten hoe dat moet, dromen. jarenlang zoveel shit moeten gadeslaan dat er geen durf meer is voor hoop. om het landschap te verbeteren, zegt hij [yuvan aves], moet je eerst kunnen dromen, moet je eerst een góéde droom hebben.

(ik bedoel, keer op keer lees ik over de meest verschrikkelijke vernietiging van cultuur en natuur en telkens weer vraag ik me af hoe het mogelijk is dat we nog bestaan, dat er nog steeds vogels fluiten in de morgen, dat er überhaupt telkens weer een ochtend is. ik ben echter vrij zwaarmoedig van nature dus dit kan aan mij liggen.) 

*

ik vind het lastig dit boek eerlijk te beoordelen, om er met afstand over te schrijven: het is een onderdompeling, en daarom lastig te overzien wat macfarlane heeft klaargespeeld, hoewel ik vermoed dat het net zo ingewikkeld is als onze relatie met, en het leven van, rivieren zelf. bovendien had ik torenhoge verwachtingen. macfarlane heeft een boek geschreven dat zeer toegankelijk is (en dat is belangrijk omdat er ongetwijfeld mensen denken dat alleen die vraag (leeft een rivier?) al sentimenteel** is) en overtuigend (nog belangrijker), maar ik was al overtuigd, dus ik had gehoopt op een meer filosofische benadering: er komen ideeën naar voren die uitgediept hadden mogen worden maar dat gebeurt niet en dat frustreert me.

iets dat me bovenmatig fascineert, bijvoorbeeld, is iets dat op pagina 328 staat geschreven, een gedachtespinsel van macfarlane's vriend/ reisgenoot wayne. hij zegt:

kijk, zo'n rivier kan goddomme een bérg splijten, een berg van het oudste, hardste gesteente op aarde. wou jij beweren dat hij niet ook ideologische bouwwerken kapot kan maken, dat die god niet in de een of andere gedaante minstens een paar van de grote concepten uit de doodsstrijd van het kapitalisme kan slopen? (..) een hypothese, zegt wayne. aarde en rivier zijn allebei goden die bestaan uit tijd, maar zelfs de aarde heeft redenen om te rivier te vrezen. 

oh, dergelijke zinnen laten mij opveren want ja: alles dat groter is dan ons bestaan, wij mensen, dat alles voelt als zoveel wijzer en sterker en dieper, groter. het voelt als heilig. het goddelijke—

en onze medewezens, zij staan dichterbij dat eeuwige dan wij—

zij die weten hoe het moet: hoe je moet leven. (mijn hart raakt van slag: mijn oudste obsessie die vraag: hoe te leven. het antwoord niet te vatten in taal maar in: luisteren, aanschouwen, ademhalen?) zij, onze medewezens, inclusief zij zonder ogen neus en lippen: zo vol van bestaan dat het overstroomd, leven geeft in plaats van beperkt.

dit idee van aarde en rivier als goden doet me denken aan iets dat ik een poosje geleden schreef, naar aanleiding van het boek in gesprek met de noordzee van arita baaijens:


gek genoeg zorgt juist dit boek er voor dat ik enigszins inzicht krijg in het enorme verschil tussen mij, mijn beleving van de wereld, en die van vele anderen. ik vind het moeilijk daar zelfs maar deels mijn vinger op te leggen, maar als ik bijvoorbeeld lees,

het komt gewoon niet bij ons op dat de zee doet waar zij zin in heeft. (p.27 baaijens, in gesprek met de noordzee)

dan roept alles in mij: jawel! zo heb ik de zee, bomen, de wind, altijd gezien; dat al deze bewegingen, en altijd die aanwezigheid, meer betekenis heeft dan ik kan begrijpen, bedenken. maar dat is wellicht het probleem; denken, begrijpen; daar eindigt de wereld niet. dat is niet wat ons zo diep voedt dat we onze grenzen, en tijd voelen wegvallen, zodat enkel schouwen, ervaren overblijft. be-leven. zonder daar ook maar iets voor te hoeven doen. zijn.

ik krijg van zo'n zin dan ook de kriebels, hoewel ik weet dat baaijens het goed bedoelt: omdat het de menselijke ervaring centraal stelt, omdat het spreekt met taal, woorden, die puur mens zijn en dat menselijke is juist wat zee (/ rivier) niet is. ik begrijp baaijens want zij wel, zoals ook ik mens ben—de bezieling die de zin het komt [...] niet bij ons op dat de zee doet waar zij zin in heeft impliceert is voor mij onbetwistbaar (maar het had geen vorm, ik had er geen woorden voor, tot ik werd geconfronteerd met het feit dat dit voor veel mensen allesbehalve evident is). ik geloof dat overal bezieling in zit; niet alleen in de merel maar ook in haar zang. ik vraag me regelmatig af wat dat lied betekent voor de ochtend, de avond. kan de wereld, de lucht, de zonsopkomst zonder de zang van de merel? misschien in theorie wel, maar de ziel, de ziel van de wereld?

net zo hard mijmer ik wel eens over de bedoeling van de (noorse/ griekse) goden; waar zijn ze gebleven, hoe maken we ze wakker? is het ondertussen niet eens tijd om ze te smeken om hulp? ik geef me over, namens iedereen, reeds dood of nog niet geboren, als dat betekent dat de varkens hun eigen plek weer in mogen nemen, en de zee-anemonen, en de huismussen. 

(the moth and the fish eggs are in their place,
the bright suns i see and the dark suns i cannot see are in their place,
the palpable is in its place and the impalpable is in its place

walt whitman, song of myself)


** op pagina 100 schrijft macfarlane: het lijkt me op dat moment duidelijk, in dat vreemde, heldere water, dat zeggen dat een rivier leeft geen antropomorfe bewering is. een rivier is geen mens, en andersom ook niet. elk onttrekt zich op verschillende manieren aan de ander. zeggen dat een rivier leeft is een rivier niet personifiëren, maar de categorie ‹leven› uitbreiden en verdiepen, en daarmee - hoe zei george eliot dat ook weer? - het verbeelde bereik vergroten waarbinnen het zelf zich begeeft.

*

tips/ verdieping:

> i am the river, the river is me: een documentaire over whanganui in nieuw zeeland
> jane hirshfield being interviewed by emergence magazine, on time, mystery, and kinship
> arita baaijens bij vpro boeken in gesprek over in gesprek met de noordzee
>
webinar: encountering the earth: how ecological creativity changes us and the world

2018, juli

soms schrijf je iets en blijft het jarenlang in een map staan. staan wachten. niet ongewijzigd maar toch grotendeels nog steeds zichzelf. ik liep er vanmorgen weer eens tegenaan, zo nu en dan ga ik door oude schrijfsels, het geeft me altijd hoop: dat ik het kan, of in ieder geval ooit kon en dat schrijven is als fietsen, denk ik, dus het komt wel goed.

vandaag gaf het me een ingang. het heeft te maken heeft met vorm en tijd—maar dan per ongeluk. it feels significant. sinds lange tijd helpen mijn woorden me weer met ademhalen. wel, vandaag they did.

*

12.07.2018 / Ik las iets in een boek van Leslie Jamison dat me eraan herinnerde hoe ingewikkeld ik mezelf vind. Ik denk omdat de hoofdpersoon van Jamisons roman De gin-kast zichzelf jarenlang heeft geassocieerd met haar ‘contouren bepaald door anderen’. Ofwel: weinig sense of self. & dat komt me niet onbekend voor.

In De gin-kast ligt Stella’s oma op sterven. In het ziekenhuis. Omringd door haar dochter en twee kleinkinderen. Stella’s broer Tom vraagt internet om raad, hij zoekt met de trefwoorden ‘oud worden en doodgaan’ naar een oplossing. Stella loopt weg, naar de WC, keert na twintig minuten alleen zijn terug.

‘Moest je huilen?’ vroeg mijn moeder toen ik terugkwam. Ze controleerde mijn ogen op sporen van tranen. Ik kon het aantal keren tellen dat ik dat in haar bijzijn had gedaan. Wat voor vormen van troost ze ook bood, altijd ging er een verlangen achter haar woorden schuil, de hoop dat als ik huilde ik zelf de kracht zou vinden om te stoppen.
   ‘Nee,’ zei ik. ‘Ik wou dat het zo was.’
   Ze omhelsde me stevig. ‘Dat heb ik ook altijd,’ zei ze. ‘Ik heb een heleboel emoties gehad in mijn leven, maar heb er zelden bij kunnen huilen.’


Is het achterdocht, die vraag, dat controleren?
De kracht om te stoppen met huilen.
Ergens bij kunnen huilen. Alsof dat niet iets is dat je overkomt.

Maar kunnen heeft ook te maken met, plotseling begrijp ik het denk ik, met het verdriet kunnen voelen. Misschien bedoelt Stella’s moeder dat.

*

Ik huilde om van alles. Dat stopte omdat ik dacht dat ik mijn verdriet verzon, dat ik het mezelf aandeed, dat ik me aanstelde: huil je niet, dan ben je ook niet verdrietig.

Ik huilde om alles dat pijn deed. Ik huilde bij liedjes die ik mooi vond. Omdat ik in dat liedje wilde wonen. Omdat dat liedje nooit mocht stoppen. Omdat het dat toch altijd deed. Ik huilde bij voorbaat om het einde van het liedje omdat dat betekende dat het weg zou gaan en ik was zo eenzaam dat ik muziek beschouwde als mijn vrienden. Niet dat ik wist dat ik eenzaam was. Ik huilde gewoon. Ik dacht niet te veel na over het waarom daarvan.

Maar dat stopte dus. Ik weet niet wanneer en ik weet niet waarom. Niet exact.
Ik begin ergens van te herstellen want het komt weer terug. Liedjes, films.
Leven.

Onbegrip of onvermogen uit zich bij sommige mensen als obsessie. Voor juist dat; emoties.
Huilen.
Ex-collega’s (vrouwen) hadden het ooit over hun tranen: dat ze eigenlijk alleen huilden als ze heel boos waren.
Ik herinner me foutief dat ze daar trots op waren.
Ik denk dat ik me toen begon te beseffen dat een mens een relatie kan hebben met het lichaam dat reageert op omstandigheden. Ik had daar geen idee van.

13.07.2018 / Weer te veel gezegd.

14.07.2018 / Ik droomde over een trauma-bibliotheek. Bij het betreden van een boekenwinkel werden me bibliotheekboeken aangereikt, er werden me verhalen aangewezen die met draden verbonden waren aan oude verhalen in oudere boeken. Geheimen van ouders die als misdaden werden behandeld omdat er nooit over gesproken was. Iemand moest schuld hebben, gewoon omdat.

(In Club Mars van Rachel Kushner is de hoofdpersoon niet langer moeder omdat ze een moord heeft gepleegd. Haar zoontje is nu van de staat.)

Werd weer eens wakker met het idee dat alles me duidelijk was gemaakt tijdens mijn slaap maar het ontwaken vernietigde ieder spoor van de kennis die ik had opgedaan. Alleen de beelden, het verhaal, bleven over.

*

Maggie Nelson over Eve Kosofsky Segdwick (op lareviewofbooks.org; ‘Finishing touches’):

In a 1999 interview, Sedgwick puts it this way: It’s hard to recognize that your whole being, your soul doesn’t move at the speed of your cognition. That it could take you a year to really know something that you intellectually believe in a second. Sedgwick explains that she eventually learned how not to feel ashamed of the amount of time things take, or the recalcitrance of emotional or personal change. Indeed, as she puts it in “Reality and realization”: Perhaps the most change can happen when that contempt changes to respect, a respect for the very ordinariness of the opacities between knowing and realizing.

Stortte ik anderhalf jaar geleden half in omdat ik me iets realiseerde of omdat ik ergens tegenaan liep dat me langzamerhand liet realiseren?

Ik begon te wandelen en in die rauwe winter werden takken geknipt door incompetente snoeiers. Afgelopen lente zag ik de wonden van vorig jaar. Zichtbaar, maar dicht. Die littekens, ze herinneren me aan wat ik me realiseerde en hoe ik ben veranderd, maar ook herinneren ze me aan waar ik me zo voor schaam: dat je aan mij niet kunt zien wie ik ben.

Of, ik dacht dat ik me daar voor schaamde.
Is het niet gewoon angst.

*

?:

What are the words you do not yet have? What do you need to say? What are the tyrannies you swallow day by day and attempt to make your own, until you will sicken and die of them, still in silence?
(Audre Lorde, ‘The Transformation of Silence into Language and Action’, Sister Outsider)

15.07.2018 / Ik heb meestal geen idee van wat ik voel. Is dat wel zo? Is dat wel eerlijk? Ik weet het niet. Misschien, soms, en achteraf is alles anders. Heeft het wel zin om dat achteraf te beweren?

Op fortlaufen.blogspot.nl, vanmorgen, over Marina Tsvetajeva en egoïsme:

She describes it not as a narrowing of the self, but as being of inclusive nature, she writes that egoism is a concentration not of the actual self, but it is a concentration on the not-actual. According to her there is no intellectual (geistig) egoism, there is egocentrism which is about the capacity of the ego, about the size of the centre of the self. According to her the majority of all poets and philosophers are the most selfless and unselfish people on earth, they just include all suffering outside them into theirs or even simpler: they don’t distinguish between themselves and others.

*

21.07.2018 / Net als Stella’s moeder in De gin-kast zie ik tranen waar ze niet zijn. De film Call me by your name bevat momenten waarop tranen niet vallen (die komen als een soort samenvatting aan het einde) maar waar ze wel gevoeld worden. Door mij alleen, wellicht, maar daar is een obsessie goed voor.

Tranen van frustratie, angst, onbegrip, verlangen.
Als hij keer op keer op zich laat wachten.
Als hij danst met een ander.
Als hij lijkt te verdwijnen.

Ik las ooit ergens dat huilen stress uit het lijf wegneemt; dat het afrekent met een surplus aan emotie. Alsof het menselijk lichaam een maximum kent van wat het aan emotie aankan, en als dat limiet is bereikt het lichaam op een innerlijke noodknop drukt en alles naar buiten drijft.

Zijn mensen dan lichamen als een muziekinstrument in mensenhanden? De beweging, de klanken?
Maar, voor wie dan? Emerson zegt dat mensen organen van de ziel zijn. De over-soul. De mens een instrument van de ziel. Dat klinkt als een religie die ik ken.

23.07.2018 / Weer een stralende, blauwe dag. Het begint te vervelen. De wereld wordt steeds droger. I long for a summerstorm, a summer-thunderstorm. Iets dat deze herhaling doorbreekt. Het voelt alsof het nooit meer zal regenen.

*

Ik kan fictie niet zien als dat, ‘alleen maar’ fictie, het staat zo dicht bij het leven dat het misschien wel echter is, omdat het een gekozen blik werpt op bestaan. En daardoor intenser.

Ik kan fictie niet als ‘verzonnen’ zien omdat ik dat woord niet begrijp; verhalen komen ergens vandaan, zoals leugens ergens vandaan komen. Uit het hoofd, natuurlijk, maar wie voedt dat hoofd? De ideeën die ik heb, dat waar ik over wil schrijven, dat alles heeft te maken met wat ik heb meegemaakt. De boeken die ik mooi vind, vinden weerklank omdat het iets aanraakt dat ik wil begrijpen maar niet kan begrijpen zonder hulp. Boeken maken het raadsel vaak groter maar omdat er meer lijntjes zijn heb ik wel meer houvast. Lijntjes terugvolgen, of nagaan of ze ergens een ander lijntje aanraken; zo beweeg ik mee met wat ik lees.

Maar, ik weet niet of ik er in geloof dat er iets uitgelegd kan worden. Of moet worden. Dat is juist de charme van literatuur: nul antwoorden.

Fictie is eerder een vertaling dan ‘verzonnen’. Maar dan op deze manier: actie vertaald naar fictie. Of, ervaring/beleving vertaald naar verhaal. Maar is kunst niet altijd een vertaling? Beeld is taal, taal is taal. Alles maakt deel uit van iets groters.

Boeken leren me zoals niets anders kan; zien, voelen; wat mist, waar ik naar verlang, wat me boos maakt.
Niemand kent mij beter dan ik. Waarom blijven sommige mensen volhouden dat dat niet zo is?

Boeken, kunst, bestaan los. Het zijn objecten maar het is meer dan dat want het is gemaakt zonder nuttig te moeten zijn. En dus bestaat kunst losser dan tafels en stoelen, en heeft het tevens meer ruimte om te bestaan. Wie zei ooit dat boeken (of kunst? Ik weet het niet zeker) de slijpsteen van de geest (moeten) zijn? Omdat mijn geest altijd moeite doet om dingen te begrijpen, zal het extra veel moeite doen als dat niet lukt.

25.07.2018 / Mieren in een spinnenweb. Hoe nieuwsgierigheid tot de dood kan leiden.

geopoetics

i have with me
all that i do not know
i have lost none of it

w.s. merwin, ‘the nomad flute’ (uit the shadow of sirius)

*

enigszins verdwaald in een nieuwe wereld, is waarom het schrijven me niet lukt. of, even windstilte. zo'n tussenruimte waar te veel tegelijkertijd plaatsvindt waardoor er dus eigenlijk niets plaatsvindt. het-niet-weten.

onlangs kwam ik via een webinar, getiteld encountering the earth: how ecological creativity changes us and the world (het is nog steeds terug te zien) het begrip geopoetics en de naam kenneth white tegen. ‘expressing the earth’, zei de leider van het gesprek, was een idee van white.

expressing the earth

ik ben nu grounding a world. essays on the work of kenneth white aan het lezen. het is fascinerend. is wat ik er over kan zeggen. omdat het behoorlijk overweldigend is om ineens met een groots uitgewerkt idee in aanraking te komen die in principe alles samenvat waar ik de laatste jaren over nadacht. er is plotseling zoveel meer om te lezen. ik weet niet waar ik moet beginnen.

uit het essay ‘kenneth white: a transcendental scot’, geschreven door tony mcmanus:

‘... instead of attempting to understand the human in relation to itself, we must perceive the human in relation to the earth (..). (..) when the human being hits upon genuine perception of reality, the desire to express that perception is part of it.

geopoetics is concerned with ‘worldling’ (and ‘wording’ is contained in ‘worlding’). in my semantics, ‘world’ emerges from a contact between the human mind and the things, the lines, the rhythms of the earth. when this contact is sensitive, subtle, intelligent, you have ‘a world’ (a culture) in the strong, confirming and enlightening sense of the word. when that contact is insensitive, simplistic and stupid, you don't have a world at all, you have a non-world, a pseudo-culture, a dictatorial enclosure or a mass-mess. geopoetics is concerned with further developing sensitive and intelligent contact, and with working out original ways to express that contact. (kenneth white, in ‘an interview with tony mcmanus, in the edinburgh review, nr 92 (1994)

developing sensitive and intelligent contact, and (..) working out original ways to express that contact — ja, zoiets. ik doe m'n best.

iets kleins

vrijdagmorgen, 28 maart 2025.

ik lees the way of the fearless writer van beth kempton, een boek dat ze heeft kunnen schrijven dankzij de tijd die ze in japan heeft doorgebracht, en haar ervaringen met de cultuur aldaar. niet kemptons cultuur, en dat maakt het toch een beetje ongemakkelijk: een westerse schrijver die gebruik maakt van ideeën uit een ander deel van de wereld om háár filosofie te onderschrijven... maar kempton is niets dan respectvol, en ik vermoed dat haar leven in teken staat van de thema's die ze in haar boeken behandelt. de wijze waarop ze door het dagelijkse leven beweegt is veranderd door haar ervaringen in japan, en het is dan ook geen verrassing dat die heel oude filosofieën ondertussen deel uitmaken van zelfs de manier waarop ze haar schrijven benadert. want, uiteindelijk is alles met elkaar verbonden. voor een schrijver betekent dat: de manier waarop we leven is de manier waarop we schrijven.

*


een van de vele dingen waar ik van houd in dit boek: de gezegdes die kempton aanhaalt: oude japanse proverbs, regels uit de dàodéjīng, zen sayings. ik schreef in mijn fearless writer exemplaar: like kind forefathers are gently nudging you forwards: alsof voorouders je bemoedigend de goede richting wijzen. (alsof de wereld in wezen vriendelijk is.)

voorbeeld: 
when embarking on a great project, start where you are with something small.
(japanese proverb, p.29)

en:
in the pursuit of knowledge,
every day something is added.
in the practice of the dao,
every day something is dropped.

(laozi, dàodéjīng, verse 48 (tr. stephen mitchell), p.123)

*

al sinds ik fearless writer ben begonnen te lezen voel ik de drang on basho te bestellen, en een engelse vertaling van de dàodéjīng. ik wil in die filosofieën en poëzie duiken omdat mijn ziel me zegt dat ik die kant op moet.

maar, geheel niet-onverwachts en tegelijkertijd niet in de geest van een ‘fearless writer’ heb ik die boeken nog steeds niet besteld. zoals ik al eens zei: bang voor mijn spiritualiteit. (bang voor mezelf.) keer op keer voeg ik the narrow road to the deep north, kenkō, en zo meer toe aan mijn winkelwagentje, verwijder ze vervolgens weer, ga voor andere boeken. stel mezelf teleur. lees maar raak gefrustreerd. neem dan fearless writer weer in de hand, en kan weer ademhalen. de ideeën die het boek met me deelt, woorden uit het werk van zen-meesters en geestverwanten, zijn als een poort naar een wildere plek. alsof er zuurstof wordt gecommuniceerd, of regen, of een storm, in plaats van ‘slechts’ woorden. ineens is het dan rustig in mijn hoofd, en ben ik vrij van nonsens (al is het maar voor even). 

vanmorgen las ik bijvoorbeeld de volgende woorden van zen-meester dainin katagiri (p.159-160 in the way of the fearless writer):

before your individual thoughts, feelings, or perceptions arise and you reflect on yourself, wondering who or what you are, something is already there. something is already alive. what is it? we call it big self, real self, or true self, but actually it is the vastness of existence. in buddhist philosophy we say emptiness.

ik las het en ik was er weer, zonder alles ik. 

die vastness of existence is waar ik naar opzoek ben. of, ik weet dat het bestaat maar kan het niet altijd aanraken. ik wil er over schrijven maar kan dat (nog) niet. maar, soms is het genoeg om een idee dat zichzelf aan het vormen is in mijn eigen hoofd door iemand anders beschreven te zien worden. het bewijst dat die vastness er is: het is geen kwestie van objectiviteit of subjectiviteit: het is in aanraking komen met dat eeuwige dat ons leven vast houdt. hoe zich dat uit, wanneer het plaatsvindt, ik vermoed dat dat er per persoon anders uit kan zien. maar iets is universeel. het weefsel, wellicht. of de ruimtes ertussen. the dao.

slow folk

het prachtige world enough & time van christian mcewen dwaalt rond in mijn hoofd sinds ik het afgelopen september las. ik vind het moeilijk om over dit boek te schrijven omdat het zo belangrijk voor me is. telkens opnieuw eindigt mijn poging-tot-bespreking in een soort preek, en dat is juist iets dat ik probeer te vermijden: alsof ik weet hoe dat moet, leven, ik heb geen idee. maar er zijn een klein aantal dingen waar ik zeker van ben: het belang van ‘slowing down’ is daar een voorbeeld van. laat dat nu net deel uitmaken van de ondertitel van world enough & time: on creativity and slowing down.

ik weet het, ondertussen is het een uitgeholde term, maar world enough & time verscheen voor het eerst in 2011 en is het resultaat van vele jaren research: mcewen benadert het idee van trager bestaan met diepte, en de serieuze toon die het onderwerp waardig is. bovendien, en dit is waarom het mij meer aanspreekt dan bijvoorbeeld how to do nothing van jenny odell, bovendien gaat het vooral over de rol van stilte, eenzaamheid, tijd, natuur, kunst, schrijven, in het leven van makers en denkers (poets & artists).

en de makers en denkers die mcewen in haar boek aan het woord laat, of bespreekt, zijn mijn soort mensen. slow folk.

zo'n boek dat je regelmatig door het raam doet turen.

in een hoofdstuk dat ‘the infinitely healing conversation’ heet spreekt mcewen kort over de conversatie tussen mens en alles niet-mens. het idee is dat de geluiden van de wilde wereld, het nog-niet-getemde deel van de natuur, met de tijd deel zijn gaan uitmaken van onze taal en dus van ons denken. woorden van david abrams, geparafraseerd door mcewen: when we no longer hear the warbler and the wren, our own speaking can no longer be nourished by their cadences

(een warbler is een verzamelnaam voor verschillende fluiters, waaronder de tuinfluiter. een wren is een winterkoninkje. 

misschien is het te veel gevraagd om van mensen te verwachten dat ze vogels herkennen, op het oog of via gehoor, maar merken we vogelzang überhaupt nog op? vogels zijn letterlijk onze buren, maar te weinig mensen merken dat de huismus aan het verdwijnen is. hoe is het mogelijk dat hun gezwarrel en gepiep niet worden gemist?

afgelopen week hoorde ik voor het eerst dit jaar de tjiftjaf (ze trekken in het najaar naar het zuiden), en sindsdien is het voor mij lente: these things matter. de wereld wordt groter als je boerenzwaluwen kunt verwelkomen na een lange afwezigheid: we kunnen als mens bevriend zijn met meer dan alleen onze soortgenoten.) 

thomas merton, een van de vele interessantelingen van wie mcewen woorden leent om haar ideeën te onderschrijven, en tevens een schrijver van wie ik al langer werk denk te willen lezen en nu dankzij mcewen weet dat het geen willen is maar moeten (voor zover dat werkt als het gaat om literatuur)—thomas merton schreef over deze schijnbaar oneindig aanwezige geluiden:

the rain surrounded the cabin . . . with a whole world of meaning, of secrecy, of rumor. think of it: all that speech pouring down, selling nothing, judging nobody, drenching the thick mulch of dead leaves, soaking the trees, filling the gullies and crannies of the wood with water, washing out the places where men have stripped the hillside. . . . nobody started it, nobody is going to stop it. it will talk as long as it wants, the rain. as long as it talks, i am going to listen.

niet alleen is die taal aanwezig, van regen en wind en bomen en vogels,—het is meer dan een merel horen zingen en weten: merel. het is: hier vindt een relatie met de wereld plaats die anders wordt uitgedrukt dan de mijne. en het is: erkennen dat alles dat mij laat bestaan ook merel mogelijk maakt. het is: luisteren naar een verhaal in een andere taal. het is: getuige zijn van het weefsel van de wereld. en dat is alles.

thomas merton is voor mij een naam die thuishoort in een lijstje van schrijvers die stuk voor stuk voelen als familie. omdat ze kunnen schrijven over sensaties en ervaringen die ik herken en waarvan ik niet wist dat ze wellicht universeel zijn. het is niet makkelijk om taal te vinden voor gewaarwordingen die klein lijken maar groot zijn. attitude. attention. schrijven is een keuze, je stopt er alles in dat je hebt, en dat is alles wat je kunt doen: het werk laten bestaan. en ik ben zo, zo blij dat al dat werk bestaat, en dat christian mcewen dit boek heeft geschreven.

to open the world

een onderwerp: de val waar ik indonder bij het willen doen van dingen. of, mijn wankele gevoel van zelfwaarde en dus moeite hebben met geloven dat ik dit kan zonder hulp. 

mijn onzekerheid is altijd geweest dat niets in mijn leven lijkt op/ verloopt als het leven van anderen. in plaats van dat feit te accepteren deed ik telkens het tegenovergestelde, ik dwong mezelf aan te passen. maar forceren heeft bij mij altijd tot een doodlopend einde geleid. en keer op keer, bij het te hebben bereikt van dat dode einde, heeft het leven (het bestaan, het universum) me teruggestuurd naar dit. naar schrijven. ik kan niet langer doen alsof dat niet het geval is. en dus schrijf ik.

iedere week een blogpost, is mijn doel. ik schrijf, probeer te schrijven, zonder plan. heb ideeën genoteerd maar merk dat ik het moeilijk vind om de energie terug te vinden die ik voelde bij het opschrijven van die ideeën. een ander probleem is dat ik al dagen probeer op te lossen waarom ik ben gestopt met the artist's way. in plaats van gewoon accepteren dat het niet past bij wie ik ben voel ik me schuldig. ik vul pagina's in mijn notitieboek in een poging mezelf te kunnen verklaren wat er aan de hand is, waarom het me niet meer aanspreekt.

altijd denken mezelf te moeten uitleggen, verklaren.

ik loop er bij weg.
(ik schaam me voor mijn twijfels, voor al die pagina's, zal ik ze uit mijn notitieboek scheuren?
.... nee.)

het helpt niet dat ik vòòr al dit getwijfel ook al moeite had met beschrijven wat er in mij gaande was: ik ben zo ontzettend boos, voel al een poos een enorme afschuw richting de mensheid. rouw, misschien. de staat van de wereld. 

& tegelijkertijd probeer ik mijn spiritualiteit een plek te geven, ik ben niet gek op dat woord maar ik weet niet welke anders te gebruiken. ik doel op het ervaren van het eeuwige, ik heb dit al zo zo vaak opgeschreven in mijn notitieboek, schreef ik het niet ook vorige week op dit blog?: het eeuwige in mij dat verbintenis zoekt of voelt (iets) met het eeuwige buiten mij. 

nee, niet vorige week: het staat geschreven in een van de vele ongepubliceerde blogs:

maar is het niet juist zo dat ik, alles waar ik uit besta, mee gemaakt ben, het weefsel van mijn lijf en alles dat daar bij hoort, dat al dat totaal en volledig eeuwig is? is het wellicht gewoon een kwestie van anders denken, of zoals mary oliver schrijft, attitude?

mijn obsessie met een passage uit mary oliver's essay ‘winter hours’:

knowledge has entertained me and it has shaped me and it has failed me. something in me still starves. in what is probably the most serious inquiry of my life, i have begun to look past reason, past the provable, in other directions. now i think there is only one subject worth my attention and that is the precognition of the spiritual side of the world and, within this recognition, the condition of my own spiritual state. i am not talking about having faith necessarily, although one hopes to. what i mean by spirituality is not theology, but attitude. such interest nourishes me beyond the finest compendium of facts. in my mind now, in any comparison of demonstrated truths and unproven but vivid intuitions, the truths lose. (p153 in upstream)

hier ben ik gearriveerd. dit punt, ik wil weten wanneer mary oliver het schreef, wat er veranderde voor haar bij het accepteren van deze honger, en bovenal wil ik weten hoe deze houding te betrekken. i would not talk about the wind, and the oak tree, and the leaf on the oak tree, but on their behalf. niet about maar on their behalf. wat betekent dat... i would therefore write a kind of elemental poetry ... (..) i would write praise poems ...

zoals ik vorige week al schreef zit mijn hoofd vol met allerlei dingen die elkaar aanraken, maar afgeleid worden/ mezelf afleiden heeft ervoor gezorgd dat er geen vaart zit in dat project. ik noem het mijn adem-project.

geduld. 
ziel. (adem.)
(sommige woorden kunnen mij gronden, laten mij(n) wortels schieten.)
tijd, attention, attitude.

it takes time to listen, time for the deeper things to show themselves... patience, the art of waiting, is the heart-skill that opens the world. (mark nepo, seven thousand ways to listen)

de perfecte pen

langzaam wiegt een wit donsveertje naar beneden.

ik probeer al dagen een blogpost te plaatsen. ik heb er meerdere geschreven, allemaal waaieren ze uit richting iets groters. ik kan het (nog?) niet plaatsen, het heeft meer tijd nodig, en misschien meer ruimte. wat er rondspookt in mijn hoofd zijn momenteel slechts vermoedens, losse draadjes. dat moet ook opgeschreven worden, ik geloof dat zinnen zich pas serieus genomen voelen als ze worden genoteerd, dat er dan bovendien weer ruimte ontstaat voor woorden die kunnen aansluiten. er is meer gaande in mijn hoofd dan ik in de gaten heb, het vergt oefening om op te merken wat er leeft en hoe dat op te schrijven. er komen post-its bij kijken, de laatste tijd, en andere accessoires, om overzicht te bewaren. ik ben het aan het uitvinden sinds ik mijzelf als schrijver serieuzer probeer te nemen. maar hierover later meer.

zal ik gewoon over pennen schrijven? of, de perfecte pen. of, over waarom schrijven alleen lukt met de perfecte pen. of, over mijn wanhoop dat de perfecte pen niet te koop is in europa. ik worstel al weken met schrijven. dat zit in mijn hoofd, denk ik, ik schrijf iedere dag, maar het voelt alsof ik het verkeerd doe en dus bedenkt iets in mij allerlei obstakels, zodat ik niet hoef te schrijven want dan kan het ook niet verkeerd voelen. 

niet de juiste pen. mijn bureau staat verkeerd. ik moet eerst allerlei boeken lezen want ik weet niet waar ik het over heb. mijn schrijfhand doet zeer omdat ik niet de juiste pen kan gebruiken.

voordat ik deze zorgen had over pennen besteedde ik heel veel tijd aan notitieboeken.

begrijp me niet verkeerd: these things matter. fijn materiaal zorgt er voor dat ik meer schrijf, dat ik langer schrijf; dat ik begin te schrijven zelfs als ik er geen zin in heb. en notitieboeken en pennen zijn ook gewoon leuk. ik had een hekel aan school maar vond het enigszins acceptabel omdat ik een agenda nodig had, en schriften, en pennen, en een etui, etcetera. destijds kocht ik mijn favoriete balpennen bij de hema. er was een tijd dat ze de allerfijnste balpennen verkochten die ik mijn hele leven heb gekend; doorzichtig, een bredere grip. later verschenen er exemplaren met meer kleuren, en het dopje op de achterkant was ineens plat in plaats van rond. limited editions zoals je nu bij vulpennen ziet. mijn favoriet was wit, maar de gebrand oranje kleur was ook fijn. ze waren er in allerlei kleuren en goedkoop, mijn etui zal vol met hema-pennen.

er is iets veranderd aan balpennen. de vullingen, de inkt. mijn hema-pennen zijn verdwenen omdat ze niet hervulbaar waren, ik ging over op een parker jotter, en bic crystal. beide met een mooie grijsblauwe kleur inkt. maar toen ik al mijn favoriete pennen had leeggeschreven en voor de jotter een nieuwe vulling kocht, bleek dat de inkt helblauw was. en de pen schreef te soepel. de penpunt schoot alle kanten uit en ik was mijn handschrift kwijt. ik raakte in paniek want schrijven voelde niet langer hetzelfde. sinds 2017 heb ik geprobeerd een nieuwe favoriete pen te vinden. dat is nog steeds niet gelukt.

als je veel schrijft, een leuchtturm met 250 pagina's in drie maanden vol schrijft, dan is een fijne pen belangrijk.
maar schrijven is altijd belangrijker.

daarom vandaag een blogpost over pennen. 

ps: ooit las ik met heel veel liefde elizabeth strout's my name is lucy barton. ik ben vanmiddag, in de zon en met bruine handen van het wroeten in aarde, begonnen oh william! te lezen. het is lang geleden dat ik een boek las zonder bijbedoelingen, het is geen research, raakt niet iets aan waar ik over nadenk. het is elizabeth strout (en lucy barton); wat een schoonheid.

vita contemplativa

ochtendpagina's schrijven, vervolgens op een rondzwervende envelop de woorden what i've been thinking about lately/ vita contemplativa, why write krabbelen en ervan uitgaan dat ik vele uren later nog weet wat ik allemaal aan het denken was na die ochtendpagina's. waarom bleef ik niet schrijven? ik moest ontbijten, eten maken, andere dingen doen. 

vita contemplativa — ik herlas dit essay van byung-chul han gisteren (het staat enigszins aangepast in volume i van the analog sea review) en besloot een recensie-exemplaar van de nederlandse vertaling aan te vragen, omdat het boek zo dicht in de buurt komt van waar ik veel over na denk, van waar ik ooit een essay over schreef, van, in feite, waar ik constant mee bezig ben en worstel. ik en mijn leven als denker, lezer, schrijver. mijn pijn omdat ik opgroeide in een omgeving waar het vooral om doen ging, waar je van waarde was als je maar iets nuttigs deed. (dromers ogen niet erg nuttig.) mijn oude pijn. 

ik raakte geobsedeerd omdat ik zo'n dromer ben die ooit een boek wil schrijven, en een relatie met een uitgeverij die boeken als vita contemplativa uitgeeft is waardevol

ik vroeg het aan maar er zijn geen recensie-exemplaren meer. begrijpelijk, het boek werd in 2023 vertaald uitgegeven en is dus oud nieuws maar niets is minder oud nieuws dan de ideeën die byung-chul han in zijn boek behandeld (boeken, in feite. hij heeft meer interessants gepubliceerd):

the society of consumption and leisure is characterized by a particular temporality. surplus time, which is the result of a massive increase in productivity, is filled with events and experiences that are fleeting and short-lived. as nothing binds time in a lasting fashion, the impression is created that time is passing very quickly, or that everything is accelerating. 

—dit vind ik fascinerend. de kwaliteit van dat waar we onze tijd aan geven heeft gevolgen voor hoe we die tijd beleven. byung-chul han zal spreken over duration. ik schreef in mijn essay over henri bergson, en duur. in principe zeggen beide filosofen hetzelfde maar byung-chul han beschrijft de ervaring anders, en linkt het bovendien aan consumption; ik merk dat ik er op een nieuwe manier naar kan kijken, over na kan denken. waardevol.— 

consumption and duration contradict each other. consumer goods do not last. they are marked by decay as their constitutive element, and the cycles of appearance and decay become ever shorter. the capitalist imperative of growth means that things are produced and consumed with increasing speed. the compulsion to consume is immanent to the system of production. economic growth depends on the quick uptake and consumption of things. as the economy is organized with growth in mind, it would completely grind to a halt if people suddenly began to take care of things, to protect them against decay and to make sure that they endure.

in the consumer society, one forgets how to linger. consumer goods do not permit a contemplative lingering. they are used up as quickly as possible in order to create space for new products and needs. contemplative lingering presupposes things which endure. but the compulsion to consume does away with duration. neither, however, does so-called deceleration found duration. as far as the attitude to consumption is concerned, ‘slow food’ does not essentially differ from ‘fast food’. things are consumed - no more, no less. a reduction in speed does not by itself transform the being of things. the real problem is that all that endures, all that lasts and is slow, threatens to disappear altogether, or to be absent from life. forms of the vita contemplativa are also modes of being, such as ‘hesitancy’, ‘releasement’, ‘shyness’, ‘waiting’ or ‘restraint’, which the later heidegger juxtaposed to the ‘stupidity of simply working’. these modes all rest on an experience of duration. but the time of work, even time as work, is without duration. it consumes time for production. what lasts and is slow, however, evades being used up and consumed. it founds a duration. the vita contemplativa is a practice of duration. it founds an other time by interrupting the time of work.

het is een fantastisch essay. het maakte tijdens mijn eerste lezing ook al indruk, maar delen van de tekst begreep ik destijds niet, niet echt (en kon ik me dus ook niet herinneren). het was dan ook een vreemde gewaarwording om een idee dat ik onlangs in een notitieboek noteerde uitgedacht tegen te komen in deze tekst: ik blijk het van byung-chul han te hebben geleend. alles dat we zien, horen, lezen, consume, lijkt zich ergens in ons zijn te nestelen, we zijn ontzettend poreus. compost. alles dat we in ons opnemen, bewust of onbewust, gaat uiteindelijk deel van ons persoonlijke bestaan uitmaken. (het is dus belangrijk om goed na te denken over wat we toelaten/ onszelf aandoen.)

het idee dat zich in mijn onderbewuste heeft genesteld:

it is possible that the hyperactive restlessness, the franticness and unrest of today, does not do any good to thinking, and that thinking just reproduces always the same because of increasing time pressures.

ofwel: onze maatschappij staat het niet langer toe dat er diep wordt nagedacht. friedrich nietzsche klaagde hier al over. ik vraag me af in hoeverre dat nog te keren is. in een blogpost van eerder dit jaar kwam het idee ter sprake dat de manier waarop we leren en lezen gevolgen heeft voor (onder andere) ons vermogen tot analyseren, en reflecteren. misschien ontwikkelt ons brein wel een nieuwe manier om informatie te verwerken, dat is mijn hoop, maar het zal sowieso anders zijn omdat ons brein (het brein van mensen die met behulp van pen en papier en boeken hebben leren lezen en denken) een analoog brein is. een brein dat lingering toestaat, contemplative lingering

ik ga hans boek bestellen, en nietzsche.

(why write. niet een vraag waar ik antwoord op kan, ga geven. is dit alles niet een antwoord? ik denk dat ik al mijn blogposts aan die vraag kan ophangen. een antwoord. nooit het anwoord. omdat contemplative lingering.)

3-2

de oude man slaat met zijn bijl tegen de wortels van een es. de wortels kropen over het fietspad.
nu, het vriest, stompjes boomleven bloot tegen lucht en licht.

de schaduwstrepen van de boomstammen zijn nog wit van de vorst, de rest van het grasveld alweer ontdooid.

*

raskolnikov: he did not sleep, but was as if oblivious. grieperig; feverish, a disease. dis-ease. a bad conscience being a serious illness according to nietzsche.

*

bonte specht. (onzichtbaar getik vòòr de bewegingen in de lucht.
twee. 
de een zit achter de ander aan. van tak naar tak; in de lucht. grote bochten, de achtervolger zodanig vliegend dat ik de vogel alsof van boven kan zien. de vorm van gespreide vleugels.
zonder twijfels. duur van licht groeit. en dus is dit wat gebeuren moet.

we invent anew
by surrounding ourselves with the original circumstances, we invent anew (..) 
(ralph waldo emerson, ‘history’)

zonlicht duwt zichzelf door de mist. mijn boek weerspiegelt de lucht en kleurt blauw.

i admire the love of nature in the philoctetes. in reading those fine apostrophes to sleep, to the stars, rocks, mountains, and waves, i feel time passing away as an ebbing sea. i feel the eternity of man, the identity of his thought. the greek had, it seems, the same fellow-beings as i. the sun and moon, water and fire, met his heart precisely as they meet mine. then the vaunted distinction between greek and english, between classic and roman schools, seems superficial and pedantic. when a thought of plato becomes a thought to me,—when a truth that fired the soul of pindar fires mine, time is no more. when i feel that we two meet in a perception, that our two souls are tinged with the same hue, and do, as it were, run into one, why should i measure degrees of latitude, why should i count egyptian years? (ralph waldo emerson, ‘history’)

*

overrompelend licht.
zoveel.
bijna alsof nieuw en onverwacht.

gezien: puttertjes, staart- kool- en pimpelmezen, buizerds, nog meer bonte spechten. kuif- en wilde eenden.

aangeraakt door de schaduwen van honderden takken, bomen.

plukken mos op de grond onder volwassen eiken. oranje en groene stippen op jonge, oude bomen, een taal onbegrijpelijk. ik wil weg kijken.

*

meadowlark sings and i 
greet him in return
, mary oliver:

Meadowlark, when you sing it's as if
you lay your yellow breast upon mine and say
hello, hello, and are we not 
of one family, in our delight of life?
You sing, I listen.
Both are necessary
if the world is to continue going around
night-heavy then light-laden, though not
everyone knows this or at least
not yet,

or, perhaps, has forgotten it
in the torn fields,

in the terrible debris of progress.

*

voorzichtig wiegende takken.
nieuwe lange schaduwen maar nu wijzend richting het noordoosten.
(alles hunker naar licht. hunkert ongemakkelijk naar licht.)

de verandering van buiten volgens licht.
zachter weidser.
de wolken roze.
vogels thuis.

*

these things matter.

to live to read to write; to write to read to live; to read to write to live; to write to live to read; to read to live to write; to live to write to read.

2/1

tomorrow i will turn thirty-seven.
yesterday a new year began.

today. there's light in the sky, and there are clouds. there's wind. there are birds. the air is cold. clouds faraway, above friesland and noord-holland, look like snow. they feather toward heaven.

*

i'm thinking about writing, and reading. how do i do this, i keep wondering. i'm supposed to be a grown up but there's still not a clue in my mind about how to be. i know there is not one way. i know there are multiple ways. the way i am present in this life, this world, however, doesn't feel possible. it feels like there is no way for me to be the dreamer, thinker, reader, writer that i am.

this morning i received a poem in the mail:

Self-portrait I
by Tove Ditlevsen

I cannot:
cook
pull off a hat
entertain company
wear jewellery
arrange flowers
remember appointments
send thank you cards
leave the right tip
hold onto a man
feign interest
at parent-teaching meetings.

I cannot
stop:
smoking
drinking
eating chocolate
stealing umbrellas
oversleeping
forgetting to remember
birthdays
and to clean my nails
telling people
what they want to hear
spilling secrets
loving
strange places
and psychopaths.

I can:
be alone
do the dishes
read books
make sentences
listen
and be happy
without feeling guilty.

the last stanza feels like a prayer, or maybe an affirmation. i can do all those these as well, except the last few lines. be happy without feeling guilty. but maybe, if i keep telling myself i can, that idea will grow in my mind, my soul; perhaps one day i will be able to. that would be nice.

*

i've also been thinking about kate zambreno. about blogging. once again. about the way us humans keep making a bigger mess of this place we call "our world" makes me entirely desperate to save the world from humanity. it is such a strange thing to see people keep wanting more, and more, and more, whine about time, all the while filling agendas, days, months—their entire fucking lives with nonsense. i recently came across a video about ‘the changing reading brain in a digital culture’, in which a lady called maryanne wolf (i believe she's a neuroscientist) speaks of the way our brain is being influenced/ altered by spending so much time behind/ learning to read via screens. apparently, our brain isn't actually equipped for reading, which is why everybody has to learn to read. by learning to read, we connect certain parts of our brain which results in further cognitive skills which aren't included at birth. skills like critical thinking, reflection.

wolf starts her talk with a few quotes. proust: we feel quite truly that our wisdom begins with that of the author. (..) by a law which perhaps signifies that we can receive the truth from nobodoy, that which is the end of their wisdom appears to us as the beginning of ours.

alberto manguel: reading is cumulative and proceeds with geometric progression: each new reading builds upon what the reader has read before.

these ideas touch upon what excites me about reading, and books, and ideas: the fact that we can ‘go beyond the wisdom of the author’; the fact that we can inhabit ideas, stories, let them simmer in our minds, make connections, analyze both the story and our selves—it doesn't even have to be a conscious or active process: the words will enter our minds (souls?) and deep down there they will live their own lives: stuff will happen to us, whether we notice these happenings or not.

another quote maryanne wolf shared, words by patricia greenfield:

no one medium can do everything. every medium has its costs and weaknesses; every medium develops some cognitive skills at the expense of others. although the digital medium may develop impressive visual intelligence, the costs seems to be deep processing: mindful knowledge acquisition, inductive analysis, critical thinking, and reflection.

the costs seems to be deep processing.

that sentence scares the shit out of me. how do we live without deep processing?

reading and writing, is the answer. for me, anyway. actual books, made from paper. writing with pens, in notebooks. to live to read to write; to write to read to live; to read to write to live; to write to live to read; to read to live to write; to live to write to read. something like that. i need to do this. to keep doing this. blogging might be the answer.

//