the real work/ the real poem

16.07.2025 

binnen enkele centimeters verwijderd van de tuindeur een verwelkte, verwaterde, gevallen teunisbloem, alsof gedroogd tussen bladeren van een boek, op een tegel. de schoonheid is veranderd door het oprapen & het opdrogen, de nacht is er uit verdwenen, vervlogen. (ook regen is een kunstenaar.) 

ik volg de krullen, scheuren met een potlood (grafiet). 


de noodzaak zonder woorden te denken. of, zonder woorden te zijn. omdat zijn de laatste tijd zo gedwongen voelt; omdat het altijd naar iets moet leiden. lijden. leiden. ik lees byung-chul han’s vita contemplativa (ik bedoel het boek (uitgeverij ten have/ de nieuwe wereld. 6e druk 2025. vertaling mark wildschut), niet het essay dat verwarrend genoeg in een ander boek werd opgenomen, namelijk the scent of time) en hij noemt dat ‘om-te’. 

hij schrijft (in het essay ‘opvattingen over inactiviteit’): 

de ideale schilder laat elke activiteit, elke opzettelijkheid varen en laat alles vanzelf gebeuren. het schilderij lukt op het moment waarop de schilder niemand wordt (..). 

het lawaaiige ik met zijn wil, met zijn intenties en neigingen moeten we laten verdwijnen. over de taak van de schilder merkt cézanne op: ‘heel zijn wil moet zwijgen. alle stemmen van vooringenomenheid moeten in hem verstommen, hij moet vergeten, vergeten, stilte creëren, een volmaakte echo zijn. dan zal het hele landschap binnen het kader passen van zijn lichtgevoelige plaat.’

byung-chul han schrijft dat cézanne appels schildert die niet bestaan om te (om-te) worden opgegeten, en zijn karaffen en borden zijn geen ‘gerei’, geen werktuigen die aan het om-te, aan menselijke doeleinden onderworpen zijn. zij hebben veeleer hun eigen waardigheid, hun eigen glans. 

(glans, gloed, stralen: volgens han straalt ‘de geest in de modus van inactiviteit’.) 

deze appels bestaan omdat een boom ze heeft gegroeid: omdat de zon scheen, de regen viel; omdat de bloemen bloeiden, en bestuivers bestaan. 
(omdat cézanne ze schilderde, omdat hij samenhang zag/ om-te vertellen over samenhang.)

 

21.07.2025

the old poets of china / mary oliver 

Wherever I am, the world comes after me. 
It offers me its busyness. It does not believe 
that I do not want it. Now I understand 
why the old poets of China went so far and high 
into the mountains, then crept into the pale mist. 



heidegger:

why do we have no time? to what extent do we not wish to lose any time? because we need it and wish to use it. for what? for everyday occupations, to which we have long since become enslaved. . . . this not having any time is ultimately a greater being lost of the self than that wasting time which leaves itself time. 

reminds me of seneca’s first letter lucilius, the one that is not included in letters from a stoic but i bet i can find it online— 

I. ON SAVING TIME

Greetings from Seneca to his friend Lucilius.

1. Continue to act thus, my dear Lucilius—set yourself free for your own sake; gather and save your time, which till lately has been forced from you, or filched away, or has merely slipped from your hands. Make yourself believe the truth of my words,—that certain moments are torn from us, that some are gently removed, and that others glide beyond our reach. The most disgraceful kind of loss, however, is that due to carelessness. Furthermore, if you will pay close heed to the problem, you will find that the largest portion of our life passes while we are doing ill, a goodly share while we are doing nothing, and the whole while we are doing that which is not to the purpose. 2. What man can you show me who places any value on his time, who reckons the worth of each day, who understands that he is dying daily? For we are mistaken when we look forward to death; the major portion of death has already passed. Whatever years lie behind us are in death’s hands.

(source: https://en.wikisource.org/wiki/Moral_letters_to_Lucilius/Letter_1



ik beweeg van boosheid naar onderdanigheid. van ‘ok ja ik ben waardeloos want ik doe niet mee aan de maatschappij’ naar ‘ik heb me de blubber gewerkt afgelopen jaren & nu is er niets meer over om het vuur gaande te houden. opgebrand uitgehold. fuck de maatschappij met al z’n nonsens’. 

sens vs nonsens. 

het schuldgevoel als ik niet ‘gehoorzaam’/ mijn tijd niet nuttig gebruik. 

byung-chul han: 

wie in de neoliberale prestatiemaatschappij faalt, maakt zichzelf daarvoor verantwoordelijk en schaamt zich in plaats van zichzelf de maatschappij of het systeem ter discussie te stellen. (..) onder het neoliberale regime van de zelfuitbuiting richt men de agressiviteit eerder tegen zichzelf. 
(psychopolitiek p14, uitgeverij van gennep, vert. marion hardoar & hans driessen 2016) 

druk. uitgebuit(, uitgehold). 

wat is er nu nog over behalve het idee dat alles ergens toe moet leiden: dat lezen niet kan schrijven niet mag (etcetera) zonder dat het zorgt voor productie. dat er geld verdiend moet worden omdat er dingen moeten worden gekocht zodat desire wordt gestild behalve dan dat niets ooit genoeg is. we denken te weten wat we willen want nieuw is altijd goed, altijd beter. 't liefst zo snel mogelijk. en de honger groeit mee. 

zo boos omdat schijn regeert. wat weten we nu nog. of eigenlijk: wat kan er nog geweten worden. (maar de oude wereld bestaat nog. papier en pennen en boeken. bewijs van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.) 

*

vermoeidheid overheerst. niet in staat zijn mijn eigen gang van gedachten te kunnen volgen. als er dan toch iets verschijnt, op papier of scherm, de angst slechts te herhalen wat er onlangs werd gelezen. bij byung-chul han een heftig gevoel van recognizing my own rejected thoughts—ralph waldo emerson schrijft in het essay ‘self-reliance’: a man should learn to detect and watch that gleam of light which flashes across his mind from within, more than the luster of the firmament of bards and sages. yet he dismisses without notice his thought, because it is his. in every work of genius we recognize our own rejected thoughts: they come back to us with a certain alienated majesty. 

: iedereen wordt bewoond door genius maar niet iedereen herkent die gleams of light als zijnde interessant/ waardevol genoeg om te noteren. ofwel: neem ik mijzelf serieus. maar er is ook dat moderne gevaar: heb/ neem ik tijd om de slierten überhaupt op te merken, laat staan een moment om het vast te leggen; merken we ons zelf, onze zelf, nog op? nooit aangeleerd = afwezigheid. = niet kunnen bevroeden dat er iets mist. dan kan alleen toeval zorgen voor een verandering in richting. (of, een karakter die om een of andere mysterieus wijze aldoor weigert mee te doen of gewoon niet weet hoe dat moet.) (een ander soort honger: nieuwsgierigheid. ik weet waar ik het over heb: ik weet niet waar het vandaan komt, in mij, maar het is er & toevallig heb ik een ingang kunnen vinden—toch voelt ‘t nog altijd alsof ik op de drempel sta.) 

over datzelfde genius schrijft byung-chul han, in het essay ‘het pathos van het handelen’ (opgenomen in het boek vita contemplativa): 

we ontmoeten de genius wanneer we de eigenschappen, de maskers die we op het toneel van de handeling op hebben, afleggen. de genius openbaart achter het masker een gezicht dat van eigenschappen ontdaan is. (..) met de genius leven betekent een relatie onderhouden met een gebied van niet-weten, van niet-bewustzijn. 

ontdaan van eigenschappen. . . 



mary oliver (uit ‘have you ever tried to enter the long black branches’): And who will care, who will chide you if you wander away from wherever you are, to look for your soul?
en: For how long will you continue to listen to those dark shouters, caution and prudence? 
en: Listen, are you breathing just a little, and calling it a life? While the soul, after all, is only a window, and the opening of the window no more difficult than the wakening from a little sleep. 

en (uit ‘from the book of time’): (..) I am thinking: maybe just looking and listening is the real work. 

Maybe the world, without us, 
is the real poem.

 
30.07.2025 

de weg terugvinden, dacht ik eerder, maar dat gaat niet. 

ik denk dat ik momenteel op zoek ben naar juist die dingen in mezelf die niet, nooit zijn veranderd, hopende op een beetje houvast. mijn ik ontdaan van eigenschappen. looking for my soul.

(byung-chul han in the scent of time (‘the round dance of the world’): nothing progresses without returning.)

mei 2025

01.05.2025 
Originaliteit als obsessie. Niet kunnen schrijven, durven te schrijven vanwege de angst niet origineel genoeg te zijn en in de herhaling te vallen. Maar, wiens herhaling? Plus: ons zelf opmerken en diezelfde emotie/ sensatie in het werk van een ander herkennen = connectie. En is dat niet waar het om draait, dit schrijven? Voor mij althans. 

Ik probeer te verzamelen, te schrijven naar aanleiding van een handvol pocket notebooks die ik vorig jaar in een paar maanden heb gevuld. Ik droeg het in mijn broekzak mee, de hele dag, samen met een stompje potlood. Achteraf gezien waren deze notitieboekjes op dat moment mijn thuis. Ik probeer nu fragmenten van toen te selecteren om er iets mee te doen want het voelt alsof ik jaren heb verspild, de afgelopen ik weet niet hoeveel jaren, het voelt alsof er iets van moet komen, iets uit moet groeien. Maar telkens weer keer ik terug uit mijn gedachten van toen met een zwaar gevoel in mijn lijf. Is het nog te dichtbij. Is dat een vraag. 

Maar misschien is het ook: schrijven naar aanleiding van wat ik ooit heb geschreven kan ik niet. Ik schrijf voor nu, eigenlijk altijd: om nu door mijn gedachten te gaan. Letterlijker: om te begrijpen wat er nu in mij leeft. 

Een poosje geleden begon ik al met dit ‘project’: ik zocht geschikte zinnen uit, schreef ik ze over, knipte de fragmenten uit. Nu zit ik met een verzameling zinnen waar ik niets mee kan. Ik denk nu: het fragmentarische zit in mij: ik hoef het niet te ‘maken’, het is hoe ik schrijf. Vanmorgen kwam ik iets tegen dat ik in 2018 schreef, of destijds begon te schrijven, ik heb het zo nu en dan enigszins aangepast maar het is in essentie nog precies wat ik schreef: een verzameling van momenten, gedurende ongeveer twee weken. En het spreekt me aan. Omdat er tijd in zit. Omdat het een soort 'leven-met' is geworden. Een boek, in dit geval, of enkele gedachten die bij dat boek horen. Of, passages uit werk van anderen die wellicht niet bij de gedachten passen, maar toch wel: omdat ik ze bij elkaar plaats. 

Vorm gebeurde gewoon, destijds, zo lijkt wel. Zonder bedoeling, zonder plan. Zoals schrijven. Ik liet me door niets tegenhouden, merk ik. Ik bedoel, ik schreef ondanks de twijfels. Nu ben ik veel jaren later, verder, jaren waarin ik me wel liet tegenhouden: eigen schuld in zekere zin, ik maakte keuzes die mijn schrijven tegen werkten. Een kracht tegen het schrijven, in stand gehouden door mijzelf. 

(Project is ondertussen een woord dat ik van mezelf niet meer mag gebruiken. Te veel nadruk op een eindproduct. En het woord product vind ik ook afgrijselijk.) Ik geloof dat ik helemaal opnieuw moet beginnen. 



Woorden die me achtervolgen: breath(e), attitude, aandacht, place, home. 



De maan versluierd. Nieuw. 
Een stem. 
De vreugde van gierzwaluwen. 


02.05.2025 
Ik moet mezelf blijven(d) herinneren: slow down . . . all the way to the pace of stone and shadow (Diane Ackerman), en: patience, the art of waiting, is the heartskill that opens the world (Mark Nepo). 



Buiten zijn terwijl het weer omslaat. 


03.05.2025 
To write as if already dead, de titel van een boek van Kate Zambreno maar ook misschien een tip. 

Niet vrij genoeg om te schrijven over the things I might need to write about. In mijn notitieboeken fragmenten niet-in-het-Nederlands omdat ik bang was, ben, dat ze niet veilig zijn. Dat ik er niet veilig ben. Schrijven, mijn notitieboeken: thuis, beweer ik wel eens. 

Wat is van mij, genoeg van mij om over te mogen schrijven? 

Ik staar (..) naar een foto van mijzelf, een driejarig kind met een ernstige blik, alsof reeds vele levens geleefd. Ze weet meer dan ik. Haar ene pols in verband (eczeem), de ander verborgen in een open tuinbroekzak (zelfgemaakt door onze moeder). Ik kijk haar aan en verwacht een antwoord. Ze is koppig en stuurs, en stil. Net als ik.


20.05.2025 
—je was nog niet geboren, zegt mijn zoon. ik heb de herinneringen van ève, zeg ik. (hélène cixous, station osnabrueck naar jeruzalem p. 32) 

je kunt niet ten onder gaan, betalen, verrotten, zweten, trillen in de plaats van iemand anders. (idem, p. 42) 

er is geen enkele verklaring. het toeval doet. het toeval doet alles en de rest. 
(..) 
—je kunt niet alles zeggen, zeg ik. —mocht ik tijd hebben, zegt het boek, dan zou ik het kunnen. —je kunt de waarheid niet zeggen, zeg ik, geen enkel boek, ik kan het niet, men zal de waarheid nooit kunnen zeggen en dat is jammer. en dat is een geluk. in plaats van die illusie kan alles worden gezegd en het zal verzonnen waarheid zijn.
(idem, p. 77) 

herinneringen krijgen van je moeder. 
de mijne/ die van mijn moeder zijn informatie, ergens opgeslagen in bloed en bot. slechts een verhaal nog en ongeleefd, onbeleefd, door mij althans. 
maar waar verborgen, opgeslagen, want ik wéét dingen zonder ze te kunnen weten. hoe weet ik over dingen die ik zelf niet heb meegemaakt. hoe schrijf ik over dingen die ik zelf niet heb meegemaakt. de ervaringen zijn doorgegeven, hebben een indruk op mij achtergelaten, op mijn ik, op hoe ik leef (of niet leef). vanbinnen, als een imprint. onzichtbaar. waar is het begin, alles rolt maar door, blijft bewegen, was er ooit een begin. wiens verhaal leidde tot dit nog altijd barstende familieleed. 

(ik sliep jarenlang op de kamer waar zij het jarenlang heeft moeten doorstaan.) 

kan ik zomaar zeggen dat: hij zich misdroeg omdat zijn opa zich misdroeg? misdragingen die geheim waren, verborgen bleven. een familiegeheim. is wat het is. maar het is meer. het is alsof gif in het bloed. het is een etterende wond. een steeds groter wordende etterende wond. het is schuld en schaamte. en angst om gezien, ontdekt te worden. het is denken: hoe kan dit nu nog zoveel pijn doen, als in pijn teweeg brengen. het is: denken: diepte is een valkuil. verhaal op verhaal op verhaal en al dat tezamen. is dat het? werkt dat zo of neem ik het idee nu te letterlijk. denk ik nu te veel na over iets dat wellicht te abstract is, en te ingewikkeld bovendien om te behandelen alsof al die levens resulteren in een te zwaar. er moet licht zijn en lucht en draaglijkheid en plezier. liefde voor het bestaan. voor naasten, voor de aarde. (al die handen in de aarde.) 

waar begon het verhaal? waarom had mijn overgrootvader niet het stel hersenen dat hem de andere kant op liet denken: de kant van compassie en empathie en kritisch kijken/ luisteren. de kant van niet met de harde wind van rechts (oh, letterlijk en figuurlijk in dit geval) meewaaien. 

het cliché wil natuurlijk dat de dochter van mijn antisemitische overgrootvader trouwde met een man wiens familie juist onderduikers in huis nam. 

maar waarom dit verhaal vertellen. regressie-therapieën maken gebruik van familieverhalen uit het verleden om gedragspatronen van nu te onderzoeken: om te begrijpen waar de fout in denken en handelen weg kan komen. het terugkijken. waarom word ik zo boos van terugkijken om eigen gewin. 

en hoe zit het met evenwicht? de duisternis van de ene familie, het fatsoen van de ander: is uitkomst toeval? 

de kleinere gedachte: doet het er allemaal wel toe? behalve dan het feit dat ik mensen doodeng vind, geen man vertrouw: mag ik toen ergens laten stoppen en nu toelaten zonder al. die. shit. (wiens toestemming denk ik nodig te hebben?)

anne carson: you remember too much,/ my mother said to me recently./ why hold onto all that? and i said,/ where can i put it down? 

*

ik sta honingklaver uit de grond te trekken en denk ik wil alleen maar buiten zijn. ik wil een thuis en ik wil alleen maar buiten zijn. ik wil een thuis waar ik alleen maar buiten kan zijn. (honingklaver wordt groot en de tuin is klein. een of twee honingklavers zijn genoeg. wat er nu alsnog staat kan ik op twee handen niet tellen. maar ik kan het niet, alles eruit trekken. zij horen ook ergens thuis. (zij kunnen altijd buiten zijn.))

//