today's notes (3)

29/06.

9.24 uur. op de dijk met seneca en mary oliver.
het is zondagmorgen en dus nog rustig. dat was het in het dorp ook maar ik moest er uit. normaal loop ik nu maar het is al te warm, en er staat nauwelijks wind. 

(het licht zo anders in de ochtend. alsof nog onbekend terrein.) 

ik vraag me af wat mary oliver van dit polderlandschap zou vinden. dat dacht ik van de week ook al over emily brontë, zij zou het haten bedacht ik—

{4.38 uur. lezen over emily brontë = nadenken over landschap 
van de week liep ik mijn dagelijkse kilometers & vroeg me af wat emily zou maken van dit landschap waarin ik opgroeide, en momenteel weer beweeg/ leef. 
gisteravond las ik emily brontë's indruk van het platte belgische landschap:

looking out of the coach window during the day-long journey from ostend to brussels, emily did not possess her sister's rose-hued vision. she saw the belgian terrain for what it was: domesticated, tilled, flat, carved-up and cultivated. every field, every fence post, every clod of earth bore the impress of man and the banishment of Nature: it was all 'bare, flat, and treeless . . . slimy canals crept, like half-torpid snakes, beside the road; and formal pollard willows edged level fields, tilled like kitchen garden beds.' (p159 van katherine franks emily brontë. a chainless soul) (achteraf blijkt dit een passage uit charlotte brontë's villette te zijn, niet (zoals ik dacht) een directe quote uit een brief van emily brontë—ofwel een interpretatie van de biograaf. een begrijpelijke interpretatie desalniettemin.)

het polderlandschap is nog erger.
't enige wilde hier per ongeluk, of te vinden boven de lijn van de horizon.}

& dat klopt wel ongeveer, ik kwam gisteren in de biografie een beschrijving tegen van haar reactie op het belgische platteland—en dat was honderdtachtig jaar geleden. afzichtelijk, vond ze het.

mary oliver was een ander mens, had een ander karakter—ze zag overal natuur, kon awe opbrengen voor de meest ellendige plekken—maar ook zij hield 't meest van wild. & dat is hier nauwelijks-niet. (tenzij, natuurlijk, je klein kunt kijken.)

mogelijk is dit niet de juiste manier om over landschap te denken, ondanks alles maakt dit gebied net zo hard deel uit van alles, het geheel, als haar zee, & mangroves in florida—ookal is dit polderlandschap per definitie man made. (maar als mens natuur is, ...)

*

de wolken die ik van over het ijsselmeer naar hier toe zie komen (de wind uit het zuidwesten) komen waarvandaan? 

de gierzwaluwen zijn afgedaald. (of slapen ze niet boven?)
vlak langs en over. aren't they supposed to be shy birds? 

each part is of the world (mary oliver in 't essay 'flow')

de wind brengt grijze sluier. nog ver weg maar het komt. is daar de noordzee? of hangt het al boven noord-holland?

what does it mean (..) that the earth is so beautiful? and what shall I do about it? what is the gift that I should bring to the world? what is the life that I should live? (wederom, 'flow')

er liggen, trekken schaduwen op/ over het meer.

boterbloemen duizendblad distel
allerlei soorten gras—raaigras (engels en frans), gewoon struisgras, veldbeemdgras, ruw beemdgras, kropaar, timotheegras, gestreepte witbol
lieveheersbeestjes
een spinnenweb vol met de kleinste vliegjes, maar verlaten 

een vlucht duiven. lichtgevend, zacht grijs van kleur.

beneden voor de dijk stroken verlaten land: restjes ongebruikt terrein rondom windmolens en zonnepanelen. (een aantal weken geleden plotseling een klonk & een rustig naar beneden zwevende meeuw, alsof zinkend, alsof sereen: de wind bleef een van de dode vleugels dragen.) 
verlaten en dus onkruidig: enorme struiken kaasjeskruid en honingklaver.

steeds meer bootjes op het meer. (driemaster, alle zeilen in werking.)
de wind lijkt meer naar het westen te draaien, wellicht zelfs noordwest? misschien via het noorden naar het oosten, zoals vorige week; er komen weer warme dagen aan.

10.32 uur. steeds een beetje meer wind. definitely moving towards NW. 

ik plet allerlei insecten & i don't like it. 

*

14.23 uur. notities bij mary oliver in conversation with coleman barks:

terror is god's son to awe

how we perceive it 

death as change in plaats van a cessation
(cessation = the fact or process of ending or being brought to an end)

ecstasy vs. emptiness. (attitude.)

i want to keep it forever (ze heeft het over momenten. dat haar poëzie niet over haar gaat maar over ervaringen die ze wil bewaren, & de 'i' being the reader: to be able to enter the moment.)

i want to become my ideas. / be my ideas.

coleman barks over de frase 'consider the lilies' en het belang ervan voor oliver: to try to be that trusting so that you don't give a thought for the future, you don't toil neither do you spin.
(seneca! emerson!)

oliver: not passive in the sense of inert, but passive in the sense of willing.
(nogmaals; seneca! emerson!)

het sterrige van ons zijn

ja, de biografieën zijn gearriveerd. maar mijn hoofd is momenteel vooral druk met seneca's letters from a stoic en essays van ralph waldo emerson.

van die gasten die de meeste mensen alleen lezen omdat het moet. ben ik een snob. maar wat nou als dit eigenlijk en stiekem boeken zijn die alleen en voornamelijk nadenken over de vragen die ons allemaal van jongs-af-aan bezig houden.

& dat al duizenden jaren lang.

& omdat seneca leefde in een tijd waar de wereld werd gezien als iets dat samen( )leeft werd er nauwelijks nagedacht over de verschillen. keken ze naar wat er was en was dat genoeg?
wat bedoel ik daarmee. iets als: niet te ver wegraken van de vogelzang en zomerwind, nu. 
ook bedoel ik: leven is leren leven. 

het is een beetje alsof wij moderne mensen voorbij gaan aan wat we denken te weten maar dat denken-weten gebeurt alleen in theorie of woont ergens verstopt in ons: we zien het niet: ik lees seneca en het is bijna alsof ik cliché lees maar de ideeën die hij uitwerkte, opschreef (hij & de rest; epictetus, marcus aurelius, ik vergeet niet dat er meer zijn maar deze lui liggen naast me) maken onderdeel uit van onze cultuur, ons zijn, zozeer dat het lastig is om te bedenken dat er een tijd was dat deze inzichten nog niet in ons bewustzijn leefden. dan pas, bij het wegdenken van een theorie, dan pas kan ik een gevoel krijgen voor de grootsheid van het kleinste idee. er rust zó veel op wat destijds werd bedacht. en het rust ín ons.

ralph waldo emersons schrijft in zijn essay ‘history’:

what is the foundation of that interest all men feel in greek history, letters, art, and poetry, in all its periods, from the heroic or homeric age down to the domestic life of the athenians and spartans, four or five centuries later? what but this, that every man passes personally through a grecian period. the grecian state is the era of the bodily nature, the perfection of the senses,—of the spiritual nature unfolded in strict unity with the body.

ik weet niet of dit klopt, of iedereen ooit die interesse voelt kriebelen. ik weet dat het voor mij begon toen ik in mijn eerste havo-jaar zat, ik had al wel eerder gehoord over persephone en zeus en pallas athene maar toen ik twaalf jaar was besefte ik pas dat er een hele wereld, geschiedenis & cultuur, een grote verzameling verhalen verstopt zat achter de namen van die goden. en begon ik "gevoel" te krijgen voor tijd: dat we niet in een luchtbel rondzweven door een betekenisloze ruimte, maar dat mensen nu op dezelfde manier mens zijn als mensen toen. 

en dus, vragen die nooit, nooit weggaan, juist heel druk blijven rondstuiteren op de meest ongelukkige momenten: die momenten waarop je de vragen eigenlijk niet aankunt. het zijn vragen die universeel zijn, waar velen al over na hebben gedacht, over hebben geschreven: & al dat werk lijkt enigszins te worden genegeerd. omdat het oud is. ik zeg niet dat er geen gedateerde ideeën staan beschreven, dat er ondertussen niet dieper en beter is nagedacht over deze en andere thema's—maar veel van die nieuwe ideeën rusten op een manier van denken die letterlijk eeuwenoud is. dat betekent dus dat wij het niet allemaal zelf hoeven uit te vinden: dat de lezer van nu, de denker van nu, kan meebewegen op de golven van het denken van mensen die al heel, heel lang dood zijn: maar net zo diep dachten over wijsheid en waarheid, gerechtigheid, zelfbeheersing; over liefde en verlangen en betekenis en de dood en pijn en waarom... alles, waarom alles— 

(maar ook: seneca die beweert dat geluid onze innerlijke rust niet zou mogen verstoren: of eigenlijk dat het dat alleen kan als we vanbinnen geagiteerd zijn: hij heeft duidelijk nooit hoeven slapen met een kapotte airconditioner op de achtergrond. hij beweert:

for i force my mind to become self-absorbed and not let outside things distract it. there can be absolute bedlam without so long as there is no commotion within, so long as fear and desire are not at loggerheads, so long as meanness and extravagance are not at odds and harassing each other. for what is the good of having silence throughout the neighbourhood if one's emotions are in turmoil? (tr. robin campbell)

ok, seneca. 
(soms rol ik met mijn ogen bij het lezen van dit boek.)  
maar ook: ok, seneca, you might be right. so long as fear and desire are not at loggerheads—))

*

ik begin te beseffen dat er een reden is voor onze aanhoudende interesse in the ancients. a personal grecian period. the spiritual nature unfolded in strict unity with the body. alsof het lezen van al deze geschiedenissen en gedachten ons wellicht herinneren aan wat er al is gebeurd in deze wereld: herinneren ook al waren we er niet zelf bij. wetenschappelijk gezien is alles waaruit ik besta niet nieuw. ofwel: al het sterrenstof waarvan ik gemaakt ben (ik heb geen vocabulaire voor dit onderwerp, excuseer me) heeft al flink wat meegemaakt. is het mogelijk dat mijn geest/ ziel (of iets dergelijks) contact heeft, of kan maken, met "herinneringen" die opgeslagen liggen in het sterrige van ons zijn?

maar emerson schrijft ook:

. . . this deep power in which we exist, and whose beatitude is all accessible to us, is not only self-sufficing and perfect in every hour, but the act of seeing and the thing seen, the seer and the spectacle, the subject and the object, are one. we see the world piece by piece, as the sun, the moon, the animal, the tree; but the whole, of which these are the shining parts, is the soul.

& dan denk ik: misschien is alles wel ziel en is het denken van mijn stoffelijke zijn zo verarmd dat er eerst veel moet worden opgeruimd alvorens ik werkelijk bij dat herinneren van komen. (& dan vraag ik me af: hoe is het mogelijk dat dit de norm is, nu. daar zijn te veel antwoorden op dus wellicht is het niet de juiste vraag. misschien: waarom deert het ons niet, of te weinig althans. omdat het woord betekenis betekenisloos is geworden. vraagteken. of, niet langer iets om over na te denken. instant; de verkeerde versie van nu. nog maar een vraagteken.)

honger. lust?

that space of deep interest and curiosity, a hope-filled in-between, een ruimte van totale toewijding: op zo'n moment je boeken uitzoeken, bestellen: puur vanwege een diep gevoel van verbinding, nieuwsgierigheid, passie. (ik bestelde biografieën van e. brontë & dickinson.)

honger. lust? 

still thinking about that paragraph in mary ruefle's ‘my emily dickinson’ (context: ruefle vraagt zich af wat de hoofdpersonages van haar essay, emily brontë, emily dickinson, en anne frank, gemeen hebben. they have no experience of the world, was het antwoord van een vriendin die ruefle besloot te raadplegen):

they have no experience of the world. they have no experience of the world. she was right. and about her words i thought for the rest of the day. deprivation is desire. isolation is lust. to have no experience of the world—is passion for it. not passion for experience of the world, but passion for the world. in fact, "to have no experience of the world" should be printed in all dictionaries everywhere as the definition of passion. 

& ik vraag mezelf al dagenlang af waarom deze passage me zo raakt. omdat ik mezelf herken in beide emily's; omdat they have no experience of the world; omdat ik (het) leven lastig vind; omdat ik er gewoonweg niets van begrijp: dat het voor anderen zo makkelijk is, zo eenvoudig gaat. lijkt te gaan?

(omdat deprivation is desire. isolation is lust.)

maar ook: ik interpreteer they have no experience of the world als ‘ze hebben niet geleefd’ (terwijl ik weet mary ruefle dat niet zegt/ beweert); ‘the world’ gaat over de buitenwereld, external things, terwijl hun leven voornamelijk draaide (gedwongen of niet) om hun binnenwereld—mijn idee over deze schrijvers is dat ze de wereld wel degelijk hebben ervaren, maar dan op een minder gebruikelijke manier.

beweren dat anne frank ‘no experience’ van de wereld heeft klinkt mij wat ongelukkig in de oren. en het feit dat beide emily's zich besloten te distantiëren van ‘the world’/ buitenwereld betekent niet dat ze die niet hebben ervaren. just different. en dat zijn we niet gewend. ze worden behandeld alsof slachtoffers. anne, ok—maar de emily's: hoe (on)vrijwillig was hun richting in het leven?

(die vraag: vandaar de biografieën over emily b. en d.
gistermiddag ontving ik my wars are laid away in books. the life of emily dickinson, geschreven door alfred habegger; de emily b.-biografie die ik kocht heet a chainless soul. a life of emily brontë, van katherine frank.
wellicht later meer. ik bedoel: gedachten over e.b. & e.d., of over de biografieën.)

(misschien voel ik me wel gewoon heftig aangevallen door die woorden. they have no experience of the world.)

today's notes (2)

08/06

10.34 uur. (regen regen regen.)

bladeren in mary ruefle's madness, rack, and honey = lezen in madness, rack, and honey. nu het essay ‘my emily dickinson’ omdat ik vanmorgen moest denken aan woorden waarmee ruefle haar tekst begint, omdat ik ergens over schreef en deze passage me te binnen schoot (& ook omdat het een prachtig essay is):

from first to last, there is no evidence that she laid any plans for the course of her life. she seems, above all, to have wished to avoid ‘doing something about’ her life, and when, from time to time, the obligation was put to her, to make some sort of career for herself, and so prepare for her future, she tried to meet these demands, and failed. (muriel spark, in het boek emily brontë: her life and work)

//

all the while she was getting dressed she felt [the] poems standing upright all over the room. she even kept an eye on them in her dressing table mirror, lest they escape into their natural vertical scent. p147 (j.d. salinger in ‘the inverted forest’; helaas niet opgenomen in zijn nine stories, nergens in opgenomen schijnt.) (heb al tijdenlang niets meer van salinger gelezen, should reread.)

an educated person is one who can be reasonably called upon to draw a conclusion. alas, the only conclusion emily and emily drew from being in school was that they would rather be home, and so they left, and went home, and drew pictures of dogs, and collected wildflowers.
(..)
her
[emily b.] headmaster made this famous, infamous remark: ‘she should have been a man—a great navigator. her powerful reason would have deduced new spheres of discovery from the knowledge of the old; and her strong imperious will would never have been daunted by opposition or difficulty.’ p149

emily dickinson oft looked out of her bedroom window, and many of her poems, if not her world view, seem framed by this fact; so much has been made of this there is little i can add; to argue whether a window is the emblem of complete objectivity (removal and distance) or complete subjectivity (framing and viewpoint) is an argument without end, for every window has two sides, and they are subsumed in the window the way yearning, a subsidiary of the window, is subsumed in both the object yearned for, and the subject of its own activity. p150-151

i'd like to propose the idea that emily [b]'s ultimate window was the sky itself, immense expanse, the one that fueled her and that she seemed to see through and beyond. p151

. . . dickinson, that living diary. p152

—maar het allerliefst, tot nu toe althans, het is een lang essay en ik neem de tijd, neem ondertussen woorden over, hier, onderstreep woorden, daar, in het boek—blijf hangen bij ideeën, dat idee over ramen, mijn raam, i oft look out of my bedroom window; dat idee over yearning, over het feit dat een raam zowel iets is waardoor we naar buiten kijken als een metafoor van zichzelf—over, dus, verlangen en afstand; dichtbij maar ver weg—

maar de gedichten: het allerliefst lees ik de gedichten die ruefle deelt, these emily's and their deep-reaching roots, their far-seeing eyes, their storm-feeding minds—‘new spheres of discovery from the knowledge of the old’—new spheres

    1400/ emily dickinson

What mystery pervades a well!
The water lives so far—
A neighbor from another world
Residing in a jar

Whose limit none have ever seen,
But just his lid of glass—
Like looking every time you please
In an abyss's face!

The grass does not appear afraid,
I often wonder he
Can stand so close and look so bold
At what is awe to me.

Related somehow they may be,
The sedge stands next the sea—
Where he is floorless
And does no timidity betray

But nature is a stranger yet;
The ones that cite her most
Have never passed her haunted house,
Nor simplified her ghost.

To pity those that know her not
Is helped by the regret
That those who know her, know her less
The nearer her they get.

/

    shall earth no more inspire thee/ emily brontë

Shall Earth no more inspire thee,
Thou lonely dreamer now?
Since passion may not fire thee
Shall Nature cease to bow?

Thy mind is ever moving
In regions dark to thee;
Recall its useless roving—
Come back and dwell with me.

I know my mountain-breezes
Enchant and soothe thee still—
I know my sunshine pleases
Despite thy wayward will.

When day with evening blending
Sinks from the summer sky,
I've seen thy spirit bending
In fond idolatry.

I've watched thee every hour—
I know my mighty sway—
I know my magic power
To drive thy griefs away.

Few hearts to mortals given
On earth so wildly pine
Yet none would ask a Heaven
More like the Earth than thine.

Then let my winds caress thee—
Thy comrade let me be—
Since nought beside can bless thee
Return and dwell with me.

(brontë's hoofdletters. Earth Nature Heaven Earth)

//